Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 195] [p. 195] Eigen. 1. Eigen dak en eigen haard, Och 't is duizendmaal verteld, (Maar, kan 't ooit te veel vermeld?) Meer dan schatten zijn ze waard'! Als men knuttrig is gezeten Onder 't vreedzaam, eigen dak, En zijn voetjes, met gemak, Op zijn' eigen haard mag hééten, - Zou ik wel eens willen weten, Wat er aan ons heil ontbrak. 2. Koffijpraatjes bij de buurt, Borrelpraatjes in de kroeg, Altijd uit... en nooit genoeg, Och! ik weet hoe lang het duurt! - Vrede en een gerust geweten En een stuivertjen op zak, Zijn slechts onder eigen dak En aan eigen' haard gezeten: En ze kunnen 't ligt vergeten, Zoo er soms nog iets ontbrak [pagina 196] [p. 196] 3. Eigen dak en eigen haard, Weet ge, Wie die krijgt, mijn vrind? Die, van 't Vijfje, dat hij wint, Steeds een Stuivertje bespaart. - 'k Heb er rijker nooit geweten, Dan, die uit zijn' eigen zak Ieder sparre van zijn dak, Ieder' haardturf zijn' mogt heeten, En tevreden kon vergeten, Wat hem mooglijk nog ontbrak. Vorige Volgende