Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] De kroeg. Al in de Plantagîe daar is er een kroeg Wel onder de groene boomen, Daar drinken ze laat en daar drinken ze vroeg, Daar drinken ze nooit haast jenever genoeg; - Mijn Lief zeît: ik mag er niet komen. Ik ben er te voren zoo dikwijls gegaan Bij zonneschijn en bij regen; Ik dronk er bij zitten, ik dronk er bij staan, Ik kwam er wel somtijds wat buisjes van daan... Mijn Lief zeît: ze kan er niet tegen. Ze heeft mij een' zoen van haar mondje verzeît (Haar wangetjes raakten aan 't kleuren) 'Maar - mits je me niet in dat kroegje weêr leît!’ Waarachtig, je kunt er op ân, lieve meid! Nu zal het mij nóóit weêr gebeuren. Vorige Volgende