Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] I. Op den Kneuterdijk. 11 November 1813. Van Mannen in Oorlog, van Mannen in Vreê, Oud-Holland! daar mogt je van spreken; En riep je te Land, of riep je ter Zee, Ze bleven niet in gebreken.... 'k Zie thàns geen hand Die zee en strand Ontboeit uit smaad en ijzren band: - Wie redt het lieve Vaderland? Daar komen Vier Mannen te zamen bij nacht, En spreken van Zeven daarneven, Die goed en die bloed, die wijsheid en kracht Voor 't arme Land willen geven; Één hart, één hand! - o Kloeke band Van Moed, van Vroomheid en Verstand, Tot heil van 't lieve Vaderland. [pagina 86] [p. 86] En 't ruischt door den nacht heen, en ruischt langs de zee, En ruischt langs lands-ouwen en kusten: 'Daar zijn weêr je Mannen van Strijd en Vreê, Waak op, wie zou er nu rusten?’ Mijn Land, mijn Strand Verbreek uw band; Op God het oog, het zwaard ter hand: Roep luid: 'Oranje en Nederland!’ Vorige Volgende