Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Schippers-deun. De wind waait uit den Oosten: Ten Oosten moet ik varen; En, die mij ànders drágen, De witbeschuimde baren, Doen nu mijn schip vertragen: Ik zal me moeten troosten! Voor anker wil ik draaijen Goedmoeds en zonder klagen: Wie 't ànders niet kan maken, Die moet geduldig dragen, Wil hij aan l niet 'raken... 't Zal ééns wel Westlijk waaijen! Contrarie in de stroomen, Contrarie in de winden, Zóó is, bij nacht en dagen, Ons lieve leven, Vrinden! Maar... wachten en verdragen Dàt doet ons 't òverkomen! Vorige Volgende