Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] In de haven. Een Scheepjen in de haven landt Gevuld met specerijen; En menig flinke jonge kwant Met buidels, vol tot aan den rand, En harten, vol verblijên. Wel geurig kruid, wel blanke munt, Wat zult ge nu gaan dwalen; 't Is, of ge nimmer einden kunt, Zoo komt, van ieder hoek en punt, Een ieder van u halen. Maar... als dan 't schip is leêggehaald, Vindt Koopman en vindt Reeder Zijn Specerij met goud betaald: Doch - als Uw zilver is verdwaald Matroos!... waar vindt ge 't weder? Een béétje pret, ná leed en last, Wie zou het U misgunnen? Maar - niet de zeilen vòlgebrast... Toe! leg een reefje, waar het past: Het zou eens stormen kunnen! Vorige Volgende