Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Slavernij. 1. Hebt ge vuisten kloek en sterk, Hebt ge een harte zacht en goed, Zijt ge lang geen domme bloed, Maar de knapste haast in 't werk, Zijt gij eerlijk, trouw en braaf, Leeft ge, wat uw arbeid zij, Als een vogel, vrij en blij, Drink dan 'water,’ zoo als hij - Anders zijt gij morgen Slaaf! 2. Ach, hoe menig kloeke hand, Ach, hoe menig blij gemoed, Hoe veel harten zacht en goed, Hoe veel flinkheid en verstand, Zag 'k verdronken in een glas, Waar (in steê van 't zuiver nat, Dat uit bron of duinwel spat) 't Vloeijend vuur uit kruik of vat, 't Helsch jenevervocht in was! [pagina 49] [p. 49] 3. Ziet! die ergste slavenbeul Smeedt zijn kluisters om u heen, Snerpt zijn zweepslag om uw leên, Zonder troost ooit, zonder heul! - Hieldt ge eens tegen Slavernij Tachtig bange jaren stand, Krachtig volk van Nederland! Thàns omsluit u strenger band.... Blanke slaven, vecht u vrij! Vorige Volgende