Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] Een woud-bloempje. Eenzaam bloempjen in het bosch, Diep verscholen onder 't mos, Niemand slaat uw bloeijen gade; Maar gij bloeit toch evenzeer God ter eer, En gij dankt voor zijn genade Hem, der Schepping wijzen Heer! Als een bij, in 't woud verdwaald, Op uw knopjes nederdaalt, Sluit ge uw kelkjes wijder open; En gij denkt in uw gemoed, Hoe uw zoet 't Moêgevlogen, moêgekropen Diertje nu verkwikken moet! [pagina 126] [p. 126] o Dan juicht gij, dat Gods hand U zoo eenzaam heeft geplant, Om uw laafnis dáár te geven, Waar de bij op 't doornig pad, Moede en mat, Zeker van gebrek zou sneven, Als zij geen verkwikking had. - Vrome! die, in nedrigheid, Heil op 't eenzaam pad verspreidt, In uw lot en stand tevreden... Ruil ze niet voor ijdlen schijn, Bloemelijn! - Zalig hij, die, hierbeneden, 't Eenzaam bloempje in 't woud mag zijn! Vorige Volgende