Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] Sterretjes. Sterretjes! zie ik u blinken en staan, Is het mij vaak door mijn hoofdje gegaan, Waar komt ge 's avonds toch wel van daan, Waar gaat ge 's morgens weêr henen, Vindt ge den weg zoo alleenen? Sterretjes! als ge zoo vriendelijk lacht, Heb ik er menigmaal wel aan gedacht, Wie u laat schijnen in duistren nacht; Menschen die kunnen 't niet wezen, Zijt ge zoo groot als wij lezen! o Dat moet God zijn, die groot is en goed, Die uit zijn' Hemel de kinderkens hoedt, Als zij Hem vreezen met vroom gemoed; Leer ons Hem danken en prijzen, Of ge moogt dalen of rijzen. Vorige Volgende