Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Nachtegaal. Hoort, kindren! wat een klaar geluid Dringt ginder door de bladren heen! De vogels zijn allang in slaap, En zóó, zoo zingt er zeker geen. Wie of zóó heerlijk zingen kan? 't Is waar, mijn hartje klopt er van! Stil! - Dat is vast de nachtegaal, Daar Moeder lest zooveel van zeî; 'k Wist niet, dat dàt te hooren was Wanneer men ons te slapen leî, 'k Had anders Moeder lang verzocht, Of ik wat laat naar bed toe mogt? Och! zoo ik ooit weêr ziek mogt zijn, 'k Woû, dat het voorjaar dan begon; Dan hoorde ik vast den nachtegaal Wanneer ik 's nachts niet slapen kon! - Zeg, Moeder! zingt dat lieve beest Wel niet voor zieke kindren meest? Vorige Volgende