Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Winterkoning. Hoe grijs van haar, hoe wit van baard, Waart gij, o Winterkoning! Wij hebben bang op u gestaard, Al kleumend aan den killen haard In onze leege woning! Wat was het eten vreeslijk duur, Wat was het drinken schraaltjes; Wat was het buiten bitter guur, Wat was er binnen weinig vuur, Wat was de plunje kaaltjes. Welop dan, hartjes! weest nu blij, En zingt eens uit den treuren! Daar is het zoele jaargetij Met duizend bloempjes, rij aan rij, Met kleuren en met geuren. Gij kwaamt alweêr dien Winter door En ziet weêr de Aard zich tooijen: Dankt God er voor, in juichend koor... En - zoo ook stem en hart bevroor, Zij zullen wel ontdooijen! Vorige Volgende