De vraag naar run verdween toen chemische looimiddelen hun intrede deden, zo rond de laatste eeuwwisseling. De ‘eekschiller’ verdween uit de economie en de wallen verloren een van hun functies. Terzelfder tijd maakte kunstmest het potstalsysteem overbodig; sindsdien kun je op zandgrond ook landbouw bedrijven zonder mestproducerende schaapskudden. Om schapen van de essen te houden waren de wallen ook veel minder nodig. Tot overmaat van ramp stortten de Heidemaatschappij en het Staatsboschbedrijf zich in de decennia rond 1900 op het beteugelen van de zandverstuivingen.
Om een lang verhaal kort te maken: het onderhoud van wat ons rest aan wildwallen is nu grotendeels vrijwilligerswerk. Elke provincie heeft een stichting voor coördinatie van landschapsonderhoud en -beheer, die werklozen de weg wijst naar slecht onderhouden wallen.
Voor de wallen rond de akkers van wijlen Aalt Ruiter aan de oostflank van De Hoge Veluwe, ter hoogte van de buurtschap Hoog-Baarlo, lijkt het te laat. Dr. Bram Haak, secretaris van de vereniging Vrienden van De Hoge Veluwe, gaat me voor over een klein heideveld en meldt terloops dat deze hei niet zo vergrast is, omdat hier zo veel langer dan elders in de omgeving schapen hebben gegraasd. Waar de hei ophoudt, loopt een 200 meter lange wal die Ruiter en de zijnen in of omstreeks 1848 menige blaar gekost zal hebben. Wind en regen hebben er niet veel van overgelaten. De wal zelf is nog maar een paar decimeter hoog, de belendende greppels zijn nauwelijks te zien.
Veel duidelijker is de begroeiing. Er staan eiken op de wal, en die zijn niet meer gesnoeid sinds Anton Kröller deze grond opkocht in de jaren 1910. De ondoordringbare heg van toen heeft plaats gemaakt voor hoge bomen zonder de minste kerende werking. Saillant is dat sommige stammen aan de voet breed uitdijend littekenweefsel vertonen: sporen van de laatste knotbeurt.
De wal vormt een van de zijden van een rechthoek. De andere walsegmenten blijken het iets beter te maken, en zijn hier en daar ook met beuken begroeid. Als aan deze wildwallen iets gedaan wordt, zal dat geen onderhoud zijn, maar restauratie.
Elders in het park zijn de Vrienden daar al druk mee geweest. De wallen rond Oud-Reemst zien er weer uit als eeuwen geleden, en ook in het midden-noorden van het park is hard gewerkt. Sinds ongeveer 1640 ligt daar boerderij De Pampel. Die is nu omgeven door bos, maar toen door heide en stuifzand. Dat men hier een boerenbedrijf kon beginnen, was te danken aan de luwte van de nabijgelegen Franse