zijn geweest. ‘Iedereen die zich iets voelde, had er een,’ weet Overdiep. ‘Er was hier toen geen graaf en geen heer; je was op jezelf aangewezen, of op je familie. Als iemand jou de nek wou afsnijden, kon je niet in je boerderij gaan schuilen. Die stond zo in brand. In zo'n houten toren kon je het een dag of vier uithouden. Als je familie je niet kwam bevrijden, ging je eraan. Vanaf de veertiende eeuw maakten ze de torens van steen, daarin kon je ook je gezin bergen. In Niebert is nog een “stins”, een steenhuis. Het is nu deel van een boerderij, maar is nog goed herkenbaar.’
De overgang van motte naar schans is in Noord-Nederland slechts beperkt traceerbaar. ‘In het terrein is er niets meer van over,’ verzucht Overdiep. ‘Bij Aduarderzijl heeft de Saksische hertog omstreeks 1500 een schans gebouwd. Die is helemaal vernietigd bij de aanleg van een nieuwe sluisuitgang. Bij Haren was er ook een: Weerdenbras, bij de rivierovergang. Tussen Peize en de stad Groningen lag de Gelkinge Schans. In de Narratio, een kroniek uit ongeveer 1230, wordt de “Knerdawinkel” als locatie opgegeven, en ik heb een terrein ontdekt waarvan de omgeving “Knersens” wordt genoemd. Ik dacht: dat is 'm! Ik heb het Biologisch Archeologisch Instituut van de Universiteit van Groningen gevraagd even een gaatje te graven om te zien of het juist was, maar ze hebben er geen zin in. Niemand wil erop reageren. Maar het moet wel beschermd worden, anders komt er straks nieuwbouw.’
Uit de bronnen en opgravingen van het bai bij Weerdenbras, werd min of meer duidelijk dat de schansen van voor 1500 strikt genomen ‘redoutes’ waren: vier wallen, haaks op elkaar met een greppel aan de buitenkant. De echte schansen waren verfijnder van opzet. Een van de mooist geconserveerde exemplaren in het noorden is de Zwartendijkster Schans, aan de weg Een-Bakkeveen. Samen met de niet meer bestaande schansen De Friese Palen en de Breeberg werd hij in mei 1593 opgeworpen door soldaten van de Friese graaf Willem Lodewijk van Nassau, op passen tussen het Smilder Veen en de Venen van Nienoord. De Spanjaarden, toen nog in bezit van Groningen en Drenthe, waren begin mei 1593 Friesland binnengevallen en hadden de boerderijen van Bergum, Suameer en Hardegarijp in brand gestoken. Vandaar dus die drie schansen, om herhaling te voorkomen.
Het idee was dat de verdedigers, ongeveer 400 per schans, altijd binnen de wallen bleven. Een numerieke overmacht kon, met verliezen, tussen schans en moeras passeren, te meer daar Willem Lodewijk uitvallen verboden had. Overdiep deelt dat standpunt: ‘Je weet wel