Vuur en wind (onder ps. Muus Jacobse)(1946)–K.H. Heeroma– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] Het wonder van Elia O God, houd nu Uw volk in stand, zoals Gij eens door Uw profeet, toen honger heerste in het land, een eeuwig wonder deedt!... Elia nam zijn wandelstaf en reisde, aan Gods woord getrouw, een bedelaar, naar Zarfat af en zag de weduwvrouw. Die sprokte tot haar laatste nood een handvol hout, zo arm was zij. En toch zei God: deel van haar brood, zo gaat de dood voorbij. En zij cerst: Heer, ik heb niet meer dan wat gij in mijn handen ziet. Maar hij weer: geef mij tot Gods eer en het vermindert niet, want er zal olie in uw fles en er zal meel zijn in uw kruik: wie God geeft, houdt een rijke rest tot dagelijks gebruik. Toen voelde zij het wonder aan haar hart en zij weerstond het niet, maar zij heeft naar Gods wil gedaan en zo is het geschied: haar fles was niet van olie leeg en in haar kruik ontbrak geen meel, hoelang de honger duurde, kreeg ieder daarvan zijn deel... [pagina 64] [p. 64] O God die eeuwig wondren wekt en ook de dood voorbij doet gaan, Gij hebt haar dood hart toegedekt en levend op doen staan! Hoe menigmaal dat ik dit las, was het een ver en schoon verhaal. Hoe komt het dat ik het nu pas schuw voor mijzelf vertaal? Omdat, als ik aan de profeet en aan die vrouw denk, ik huivren kan, dat ik niet doen zal als zij deed, dat ik het zo niet kan. Want nu de honger en de kou ons dreigen, vrees ik voor het uur dat ik ook ronddwaal als die vrouw en sprok voor 't laatste vuur. Maar als ik, klein in eigen nood, de laatste olie, 't laatste meel spaar tot een uitstel van mijn dood, dan God, eist Gij uw deel... Heer, weet hoe klein dit hart nog is, hoe traag dit oog in die Gij zendt als deelgenoten aan de dis Uw eigen komst herkent! Vergeef het ons, maak ons bereid, opdat ons oog niet wordt verrast en kom tot onze schamelheid en woon er als een gast: [pagina 65] [p. 65] O als Gij bij ons wonen wilt, zal ook op deze dorre stee al onze honger zijn gestild met broden vijf en vissen twee! O wonder van Uw spijziging, wijd naar het eeuwige verschiet! O volk in uw vertwijfeling, eet, eet nu, want het mindert niet! Vorige Volgende