Vuur en wind (onder ps. Muus Jacobse)(1946)–K.H. Heeroma– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Na de geboorte van Weintjen Klaas 1942 [pagina 12] [p. 12] Bij de geboorte van Weintjen Klaas 18 Maart 1942 Wees welkom, Weintjen Klaas, in deze wereld! Is nu de winter eindelijk voorbij? Hoor, ergens op een tak begint een merel! Ik buig mij naar je wieg: daar adem jij. Jij en de lente lieten op zich wachten: had je het afgesproken met elkaar? Zo werden jullie saam tot één gedachte: zo zeker als jij komt, is zij ook daar! Koude waarbij geen leven meer gedijde, honger en wanhoop hadden ons benard, maar na een eindeloze nacht van lijden trilt weer een lentemorgen doof ons hart. 't Is of een wonder door de landen waarde: een dooiwind streek over de sneeuwen dood, het ijs ging smelten, en daar ligt de aarde weer vol van toebereide knoppen bloot... Toch, wees geduldig, kind, blijft ook de lente er een van weinig zon en schrale groei: geduld en trouw draagt duizendvoudig rente, het stugste zaad bewaart de rijkste bloei. God zegt: het was Mijn wil en welbehagen dat je een meisje bent, eenmaal een vrouw, opdat je beter alles kunt verdragen, en wachten, en volharden in de trouw. Een vrouwendroom volhardt: zie, haar gedachte wordt zelden groot tot een voltooide daad, maar in haar schoot hoedt zij de stille krachten, de dwarse hoop van het verborgen zaad... [pagina 13] [p. 13] Een vrouw die heeft volhard, in wie wij roemen, was Weintjen Klaasdochter naar wie je heet, en naar háár hebben wij je willen noemen, opdat je nooit haar bron van kracht vergeet. Zij was de eerste van Gods bloedgetuigen: een volk van martelaars heeft zij gebaard, dat voor geen valse goden wilde buigen en niet bezweken is voor vuur of zwaard. Zij bleef standvastig, hoe ze haar ook drongen. Zij wist: God gaat mij voor, mijn weg is recht. Er is een lied van haar geloof gezongen, dat elk zou weten wat zij heeft gezegd... Komt er een schaduw voor je ogen glijden? Doet deze naam van Weintjen Klaas je pijn? Meen je soms dat die vrouw uit verre tijden je vreemd is en jij nooit als zij kunt zijn? Denk niet dat Weintjen Klaas niet is geschrokken - zij hield van de lucht boven Monnikendam en stond te luistren naar de torenklokken - toen haar de schoutsdienaar gevangen nam. En voor de rechters, die haar gingen kwellen, heeft zij ook zeker wel aan thuis gedacht. En vaak dacht zij: hoe zouden zij het stellen, en lag zij wakker in de lange nacht. Maar als ze zacht zei: ik ben van Zijn schapen, dan was het of zij al gestorven was, en kon zij flink zijn en gerust gaan slapen, omdat zij wist dat zij geborgen was. [pagina 14] [p. 14] Want als wij midden in het spel van 't leven de wekroep van de eeuwigheid verstaan, dan moeten wij ons willig kunnen geven, en dat heeft Weintjen Klaasdochter gedaan... Daarom, blijf Weintjen Klaasdochter gedenken: zij was een moeder onder Israël. Zij droeg ons naar den geest, zij zal ons drenken met haar geloof: in God is alles wel! Verborgen onder sneeuw en harde kluiten kiemde de lente van ons volksbestaan. Het ijs ging smelten: zie, de knoppen spruiten en bloeien, en die bloei zal niet vergaan! Wij leven uit haar lijden, onze krachten liggen geborgen in haar moedergrond. En God zegt: van geslachte tot geslachte wil Ik in haar vernieuwen Mijn verbond... Dochter, de tijd waarin je bent gekomen roept ons meer tot geduld dan tot de daad, maar hij is zwaar van wonderlijke dromen: wees, als eens de vervulling komt, paraat! En mocht ook jou nog lijden zijn beschoren, weet dat je sterker bent dan de tiran, want uit het leed wordt een nieuw volk geboren, dat tot het einde toe volharden kan. God, in der eeuwen eeuwigheid de Zijnde, houdt ook Zijn hand boven jouw kleine hoofd. Hij zegt: hoor, Weintjen, wie volhardt ten einde, is in de heerlijkheid een kroon beloofd. Vorige Volgende