durend op te veren en met zijn, niettegenstaande decennia lang zware shaggebruik, klokheldere stem onaangename maar zeer terechte opmerkingen te maken. Hij prikte en plein publique die literaire wichtigmachers door en de meer progressieve vleugel in de vereniging, drukke baasjes die koortsachtig bezig waren met de demokratisering van het bestuur, vermochten hem ook al niet te imponeren. Ging het tenslotte niet alleen om het schrijven? En moest niet alles daaraan ondergeschikt gemaakt? En hield dat weer niet in dat de VvL, inmiddels zo'n duizend man sterk, niet teruggebracht diende te worden tot haar werkelijke omvang van zo'n vijftig schrijvende personen?
Ontegenzeglijk dreef hij, hoezeer hij ook gelijk had, het tuig ermee op een hoop. Men kwam tot een verweer met de allure, subtiliteit en de briljance van een straatsteen; Arends werd verweten dat hij niet kon schrijven! Het was het argument dat men van dit laffe volk kon verwachten. Men kan zich daartegen alleen nog maar verweren door de schouders op te halen, zich om te draaien en door te gaan. Toch heeft dit Jan meer gedaan dan hij toe wilde geven. Want je om te draaien en verder je eigen baan te trekken betekende voor hém weer dat gat in; nergens bij horen. Alleen staan.
Arends veelvuldige opnames in psychiatrische klinieken werd een onderwerp van cafépraat. Maar hij was niet labieler dan een kreatief mens gewoonlijk is en daarbij als het er op aan kwam zeer wel in staat af te rekenen met zijn eigen angsten. Zijn vele verblijven in zenuwinrichtingen waren voor hem bezoeken zoals anderen jeugdherbergen of sleep-ins frekwenteren. Je moest er alleen wat meer voor in je mars hebben om psychiaters en verplegend personeel te overtuigen dat opname direkt geboden was. Zo'n opname betekende overigens alleen maar enig soelaas in periodes van groot geldgebrek. Met zijn