al dat alang-alang naar je toedreef, kon je oud worden, zoals mijn oom Theo bewees. En vers vlees was ook al geen probleem want je schoot met de long-rifle zo vanuit je rieten stoel in de al bij het trapje naar de galerij beginnende, hoogoprijzende jungle tot een schelle schreeuw bewees dat je had geraakt en de bedienden nog slechts tussen de magnolia's en broodbomen de kantjil die zulke smakelijke bouten geeft behoefden te vinden terwijl jij met het glas in de hand inmiddels glimlachend toekeek.
Maar toch, onze jongens op het journaal in de door mij gefrekwenteerde Cineac Reguliersbreestraat die met indrukwekkend materieel de orde aldaar handhaafden en de peloppers tot aan de demarkatielijn achterna zaten, staken met hun witte haren, slungelige lijven en tinnetjes bier in de hand nogal lelijk, zo niet ongunstig af temidden van de eenvoudige tani's in hun dessa's en hoewel we keer op keer als een mes door de boter door de nationalisten heenjoegen en we de Siliwangidivisie, keurtroepen toch van de zich Indonesiërs noemende opstandelingen, steeds maar weer bij kop en kont de dichtstbijzijnde kali inmieterden, voelde ik er weinig voor dit alles via het oorlogsvrijwilligerschap te bereiken. Je uniform maakte een schietschijf van je voor elke sluipschutter en in Batavia zetten ze je eten voor waarin geraspte bamboe, gebakken spons of gestampt glas was verwerkt. Het was, kortom, niet sjiek genoeg.
Jaja, en ontslagen werd ik tenslotte toch nog, wat ik tot het einde van de maand daarop wist te verbergen, slenterend door de stad en met een getuigschrift in mijn zak dat, zo niet jubelend, dan toch maar verklaarde dat ik immer op tijd het werk had aangevangen doch dat mijn kracht nu eenmaal naar de