liter melk per dag. Wanneer we met goudstof in de weer moesten wat alleen op windstille dagen kon geschieden omdat we deze giftige klus uitsluitend buiten, op het platte dak van de drukkerij mochten verrichten, dan kregen we zelfs drie liter de man en Bosch, de broodmagere loodsmelter van het bedrijf die voor een geeltje een ingevette hand in het kokende lood liet zakken, moest zeven flessen leegdrinken waarvoor hij overigens allerminst op zij ging en zelfs nog aasde op de melk van ons, leerjongens. En 's middags haalde ik voor de mannen grote goudgele bokkens in de viswinkel op de van Woustraat die op nadrukkelijk verzoek moesten worden verpakt in stukken krant zodat er na het eten nog wat te lezen viel. Het was me wat.
Hoewel het regime mild was en de zaalchef Morsink meestal beneden in het kantien, werd het wel duidelijk dat ik niet gehandhaafd kon blijven, ongeacht de mooie resultaten op de Grafische school in de Dintelstraat waar we elke week een middag naar toe werden gezonden. Hoe serviel ik mij ook opstelde, hoe bescheiden en beleefd mijn gedrag ook was, hoe zorgvuldig ik er ook voor waakte al te zuiver nederlands te spreken, iets in mijn verschijning alleen al was voldoende de oudste, de evenwichtigste handzetter aan een verschrikkelijke drift ten prooi te la ten vallen. En zo mocht ik de aanleiding zijn tot een korte maar hevige staking van het hand-zettend personeel dat rumoerig om het glazen hokje van de zaalchef dromde en maar eiste, eiste en eiste...
Het lawaai op de bovenste etage van de zestien monotype-machines was zo hevig dat ik mijn oren met gekauwd papier dichtstopte wat mij meteen onbereikbaar maakte voor opdrachten en bevelen. Het kokende lood joeg de temperatuur