Nederduytsche poëmata(1619)–Jan David Heemssen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Sonet. DRy tijden sijn gheboren hier beneden, Den tijdt die was, die is, die comen sal: Die sal aengaend', is duyster heel end' al, Want hy tot ons noch niet en is ghetreden. Den tijdt die was is nu alree gheleden, En sonder hop' dat hy weerkeeren sal, Soo datmen hem mach roeyen wt 't ghetal. Alleen die is, is in ons' macht nu heden. Daerom, liev' maets, ghenieten wy die is, Want hy terstondt voorby sal sijn ghewis; Langht hier den pot, laet desen roomer vullen: Te wijl dat wy van goeder moeyten sijn, Met liefde soet, met vrolijckheydt, en wijn, Den droeuen tijdt wy wel vergheten sullen. Vorige Volgende