Pvb. Ovidii Nasonis Minne-kunst, gepast op d'Amsterdamsche vryagien: met noch andere minne-dichten ende mengel-dichten, alle nieu ende te voren niet gesien.(1622)–Johan van Heemskerck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 205] [p. 205] Liedeken, Op de wyse van: L'Espagnole. WAerom en is mijn tong doch niet soo bequaem, En niet soo ree, Wanneer ick u vertel met een hygenden ae'm 't Geen my doet wee, Als ick my vond,, reed op die stond Doen ick wierd door u oog gewond? Terwijl ick dool alleen in het groene velt, Of aen het Y, Kan ick soo wel verhalen het geen dat my quelt En 't geen ick ly, Om dat u hert door al mijn smert Weynigh of niet bewogen wert. [pagina 206] [p. 206] Dat daer omtrent geen key-steen en is so versteent, Geen so hard hout, Geen Strant so doof, die om mijn geklagh niet en weent, En die 't niet rouwt Dat ick dus quijn en dus verdwijn, Sonder van u gehoort te zijn. Mijn oogen die met traentjes staeg zijn bevrucht, Mijn bleecke kleur, Mijn borst daer tegen danck staegh uyt sluypt sucht op sucht, En mijn getreur, Tuygen die niet, als ghy my siet Dat ick min, en dat my schort yet? Maer Schoone, so haest als ick eens by u kom, Vriest my 't hert toe, [pagina 207] [p. 207] Mijn tong verstijft, mijn stem beswijmt, en ick word stom, Wat ick oock doe, Iae wat ick poogh, 't seggen niet doogh, En kan niet spreecken als met 't oogh. Vorige Volgende