Pvb. Ovidii Nasonis Minne-kunst, gepast op d'Amsterdamsche vryagien: met noch andere minne-dichten ende mengel-dichten, alle nieu ende te voren niet gesien.(1622)–Johan van Heemskerck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 177] [p. 177] Klinck-dicht. T' En is geen sieckte 't geen so seer beangst mijn leven, Het is veel eer de doot die my doorboort het hert. Dood, neen; het is een brant die noyt geblust en wert, Wiens vlam door al mijn lijf gestadig word gedreven. Brandt, neen; maer een gequijn dat met een quelligh beven En trage onlust steedts mijn flaeuw gemoed benert. Gequijn, neen; maer veel eer een over-wreede smert En ongehoorde straf die 't noot-val my gaet geven. Want was het sieckte, men die wel genesen soud': Was 't brand, of dood, ick waer al lang verbrand of koud: Was 't straffe, of gequijn, helaes! mijn droeve dagen Die waren al verteert. en niet te min ick moet Gedurigh, sonder dat my sulckx eens sterven doet, Sieckt, dood, brand, straf, gequijn, om uwen 't wil verdragen. Vorige Volgende