Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 215]
| |
[pagina 217]
| |
XXXIVste lied.
| |
[pagina 218]
| |
2[regelnummer]
Wij reizen, Godd'lijk woord!
Met U, door 's werelds baren;
Het licht dat gij verspreidt,
Doet ons blijmoedig staren,
Op 't oord der rust,
Die hemel-kust,
Die zaligheid kan geven,
Voor dit en 't volgend' leven.
3[regelnummer]
Hier ziet g', o mensch! hoe God,
Uw' levensloop wil rigten;
En, op uw donker pad,
U immer voor blijft lichten.
Ja, 't is Gods doel,
Het reinst gevoel
Der liefd', in u te wekken,
Om vrucht uit 't woord te trekken.
| |
[pagina 219]
| |
4[regelnummer]
Zoo vaak w'in 't Bijbelwoord,
Gods liefde hooren spreken,
Zal nooit een bange traan,
Van onze wangen leken.
Ja, hier is raad,
Hoe 't hart ooit slaat,
Gevoelend' al d'ellenden,
Om zich tot God te wenden.
5[regelnummer]
Werd ooit dat woord veracht,
Of aan den mensch ontnomen,
Van waar zal levens licht,
In onze zielen stroomen?
Van waar? o neen!
Die bron alleen,
Doet levens-water vloeijen,
En hemel-vruchten groeijen.
| |
[pagina 220]
| |
6[regelnummer]
Helaas! wat is de mensch,
Moet hij Gods heilwoord missen,
Hij dwaalt in een' woestijn,
Omringd door duisternissen;
Geen lichtstraal gloort,
Die hem bekoort,
Om uit dien glans te leeren,
Zijn' Schepper dankend' t'eeren!
7[regelnummer]
Hij kent gewetens pligt,
Noch reine Gods bevelen;
Door al de neev'len heen,
Blijft hij natuurlust streelen;
Noch angst, noch nood,
Noch graf, noch dood,
Noch ziels herstellend pogen,
Ontsluij'ren ooit zijn' oogen.
| |
[pagina 221]
| |
8[regelnummer]
U liefd'rijk God! zij dank,
Voor 't heilwoord ons gegeven,
Och! mogt uw' liefdestem,
Door aller harten zweven;
Dan drong uw woord,
Van oord tot oord,
Als 't morgenlicht, vol luister,
Door 't zielendoodend' duister.
9[regelnummer]
Uw' liefde-spreuken, Heer!
Zijn balsems voor de wonden,
In nachten van verdriet,
Bij 't prangen onzer zonden;
Zij doen ons 't hart,
Vol boezem-smart,
Vrijmoedig tot U heffen,
Als weemoeds rampen treffen.
| |
[pagina 222]
| |
10[regelnummer]
Och, mogt uw Geest, o God!
Zich met uw heilwoord paren,
Om, door dat heilig vuur,
De kracht daarvan t'ervaren;
Dan zouden wij,
Uw' heerschappij,
Uw' liefd' en gunst bewijzen,
Regt dankbaar zien en prijzen.
|
|