Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 223]
| |
[pagina 225]
| |
XXXVste lied.
| |
[pagina 226]
| |
2[regelnummer]
Uw' stem dringt in 't bezwaard gemoed,
Als balsem in de wonden,
Ten troost in bangen tegenspoed,
En boeting' onzer zonden;
Gij toch biedt ons een' Heiland aan,
Vol vlekkelooze liefde,
Die d'eisch des Regters heeft voldaan,
Hoe onze schuld Hem griefde.
3[regelnummer]
Geen schaduwdienst, geen' slaafsche wet,
Die 't schuldvol hart doen beven,
Hebt g'ons ten rigtsnoer ingezet,
Voor 't eeuwig zalig leven;
Neen: rein geloof in jezus leer,
En liefde, tot betrachten
Van schuld bestrijdend' tegenweer,
Blijft gij van ons verwachten.
| |
[pagina 227]
| |
4[regelnummer]
O dierbaar Evangelie-woord!
Hoe zalig zijn uw' klanken,
Voor elken zondaar, die u hoort,
Om eeuwig God te danken.
Och! drong uw' stem alom, met kracht,
In aller volk'ren ooren!
Uw licht zou dra, met hemelpracht,
In vollen luister gloren!
5[regelnummer]
Gij zijt de stem van jezus mond,
Die zondaars lokt ten leven,
Om, uit zijn heil en vreêverbond;
Hun zaligheid te geven.
‘Die wil, die koom!’ (deez'-liefde-taal,
Doet gij zelfs snoodaards hooren,)
‘In Jezus dood en zegepraal,
Gaat niemand ooit verloren!’
| |
[pagina 228]
| |
6[regelnummer]
Hoe moest niet deez' genade-stem,
Elk sporen tot bekeeren,
Om jezus, door 't geloof in Hem,
Vol liefde dankend' t'eeren!
O Geest van God! och! geef dat wij,
Die heilstem nooit verdooven,
Maar, door uw kracht en heerschappij,
Steeds hooren en gelooven!
|
|