Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 207]
| |
[pagina 209]
| |
XXXIIIste lied.
| |
[pagina 210]
| |
2[regelnummer]
Verschrikt, verlegen en verslagen,
Verscholen met ons vrolijk lied,
Als 't pluimgediert voor d'onweêrsvlagen,
Zweeg elk, gedrukt door bang verdriet.
Maar nu voor 't lieflijk vrede-licht,
De donderwolk des oorlogs zwicht,
Zien w'ons bevrijd van 't angstig prangen,
Nu mogen wij, in 't godd'lijk schoon
Der lente vreugd, op hoogen toon,
Verheffen onze feestgezangen.
3[regelnummer]
O dierb're Vreê! Euroop' ontvlogen,
Naar 't oord der rust, voor 't krijgsgeweld;
Wij zochten U, met schreijend' oogen,
Maar werden vaak te leur gesteld!
Gij woont niet waar de heldraak woedt,
Noch vest uw' troon op menschen bloed;
| |
[pagina 211]
| |
Neen: gij treedt steeds op rozen-paden,
Waar 't bloempje tiert, langs 't vruchtbaar veld,
Waar liefd' en trouw elkaâr verzeldt,
Met armen vol geluk beladen.
4[regelnummer]
't Is Vrede! zwijg Metalen-monden!
Uw schor geloei heeft uitgebruld;
't Is lang genoeg den mensch verslonden,
En d'aard' alom met schrik vervuld!
Zwijgt Bus, Pistool, Karbijn, Musket,
't Is lang genoeg ons heil verplet;
Verbreekt uw Harnas, fiere Helden!
't Is lang genoeg het bloed verspild,
Verwisselt Zwaard, Helmet en Schild,
Met Lauw ren, die uw' roem vermelden!
5[regelnummer]
't Is Vrede! rust nu, Oorlogs-kielen!
Men strijkt de wreede Bloedvlag neêr;
| |
[pagina 212]
| |
Laat u onttaak'len; 't snood vernielen
Der Zee-kasteelen, duurt niet meer.
Begroet, met eerbied en ontzag,
d'Alom geliefde Vrede vlag;
Laat nu Matroos en Schepelingen,
Ter koopvaardij, van oord tot oord,
In oost en west, en zuid en noord,
Het lied van vreê en vrijheid zingen.
6[regelnummer]
't Is Vrede! juicht nu Veldelingen!
Voor roof noch plunderzucht vervaard;
Smeed sikk'len van de Sabel-klingen,
Legt 't ploeggareel op 't Oorlogs-paard;
Drijf 't kouter door den vasten grond,
Waarop het heer des oorlogs stond;
Die grond, bemest met bloed en lijken,
Zal nu weêr, door uw nijv're hand,
| |
[pagina 213]
| |
De wellust zijn van 't Vaderland,
En met de schoonste vruchten prijken.
7[regelnummer]
't Is Vrede! ja, o God der liefde!
Die vrede mint, en vrede schenkt;
Die, hoe ook onze schuld U griefde,
In jezus, aan ontferming denkt.
Wij knielen, Heer! gebukt in 't stof,
En danken U, met eer en lof,
Voor 't heil des vredes ons gegeven;
Gij zaagt de moeit' en 't bang verdriet,
En d'enk'le wenk van uw gebied,
Verdreef den dood, en schonk ons 't leven.
8[regelnummer]
O lieve Heiland! Vrede-stichter!
Die hier, op dit benedenrond,
Ons leerdet: hoe G'als Ziels-verlichter,
Het ware heil in vrede vondt.
| |
[pagina 214]
| |
De vrede was uw welvaarts-groet;
De vrede ligt ook in uw bloed,
Voor zondaars, die U niet bestrijden,
Door ongeloof en zonden lust,
Maar, die den zaalgen vreê en rust,
Steeds zoeken, in uw smart en lijden.
9[regelnummer]
Och! mogt zoo elk den Vrede kiezen!
Dan trof ons oorlogssmart noch pijn;
En d'ondeugd zou haar kracht verliezen,
Heel d'aard' een bron van vreugde zijn.
Eens komt die dag; maar, ach! wanneer?
Daal met uw' Geest, o jezus! neêr,
Uw' heilzon gloort met eeuw'ge stralen,
Uw' heerschappij verduurt den tijd,
En eens, het ongeloof ten spijt,
Zal 't rijk des Vredes zegepralen!
|
|