Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 199]
| |
[pagina 201]
| |
XXXIIste lied.
| |
[pagina 202]
| |
Die ons, welëer,
Zoo mild als vrolijk aan mogt blikken;
De legers stroopen, met geweld,
Het vruchtrijk veld,
En moedwil baart de bangste schrikken.
Och! zie ons lot,
O goeddoend' God!
En wil ons met uw' gunst verkwikken.
3[regelnummer]
De hoop des landmans wordt vernield;
De vreugd' ontzield;
Natuur bekleed met rouwgewaden.
De vlam des oorlogs blaakt en woed,
En 't menschen bloed,
Kan 't zwaard des krijgs alleen verzaden.
Och! zie ons lot,
O goeddoend' God!
| |
[pagina 203]
| |
En stuit des vijands booze daden.
4[regelnummer]
De koop- de land- en zeeman treurt,
En elk verscheurt
Het hart van rouw en jammerklagten;
De steden, dorpen, strand en zee,
Gevoelen 't wee
Des oorlogs, al zijn' forsche krachten.
Och! zie ons lot,
O goeddoend' God!
En wil ons smartend leed verzachten.
5[regelnummer]
Zou Heer! ons zwaard, voor d' overmagt,
En al de kracht,
Van 's vijands euvelmoed, bezwijken?
Zou 't heilig regt, aan onze zij,
Voor dwing'landij,
Of snoode heerschzucht, moeten wijken?
| |
[pagina 204]
| |
Och! zie ons lot,
O goeddoend' God!
Laat ons uw' trouw uw' liefde blijken.
6[regelnummer]
Wij zijn 't niet waard: ach onze schuld?
Heeft uw geduld,
Met helsche wapens, vaak bestreden;
Maar hij, die ons ten vijand is,
Heeft, Heer! gewis,
Ook uwe wet, als wij, vertreden.
Och! zie ons lot,
O goeddoend' God!
Verhoor nu onze noodgebeden.
7[regelnummer]
Verhoor de klagt van weeuw en weez';
O God! genees
Gekwetsten, die ten strijde toogen;
Drijf 't oorlogs-paard en 't krijgsgeweld,
| |
[pagina 205]
| |
Uit 't vruchtbaar veld
En 't vaderland, door uw vermogen.
Och! zie ons lot,
O goeddoend' God!
En wil der menschheid tranen droogen.
3[regelnummer]
Zie, Heer! ons aan, in jezus bloed,
Geef heldenmoed
Aan on ze krijgs- en legerbenden;
Treed aan de spits; strijd voor ons meê,
En geef den vreê,
Daar w'ons ootmoedig tot u wenden.
Och! zie ons lot,
O goeddoend' God!
Wil aan ons land verlossing zenden.
9[regelnummer]
Genaê, o God! treed niet in 't regt,
Wij zijn te slecht,
| |
[pagina 206]
| |
En niet bestemd voor uwe vragen;
Zoo Gij met ons in 't regt woudt gaan,
Wie zou bestaan,
Als G'ons zoudt voor uw'vierschaar dagen?
Och! zie ons lot,
O goeddoend' God!
Laat jezus strijd aan U behagen!
10[regelnummer]
Ja, jezus strijd en bitt're smart
Vloeid' uit ons hart,
En alles wat wij ooit misdreven;
Maar, Hij verwon! Geef ons dan, Heer!
Dien vrede weêr,
Die ons zoo dierbaar is als 't leven.
Och! zie ons lot,
O goeddoend' God!
Om, dankend', U al d'eer te geven.
|
|