Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 179]
| |
[pagina 181]
| |
XXIXste lied. Het herfst-lied.De Herfst blaast door de dreven,
Die zachte schaduw geven,
Werpt vruchten op den grond;
Zij treedt langs berg en dalen,
Doet alles binnen halen,
Wat nog te rijpen stond.
Wat nog te rijpen stond.
| |
[pagina 182]
| |
2[regelnummer]
Zij dekt de wandelpaden,
Met half verdorde bladen,
Van 't lommervol geboomt';
En woedt, met forsche krachten,
Daar zij voor bange klagten,
Noch voor vernieling schroomt.
Noch voor vernieling schroomt.
3[regelnummer]
De zon schiet laat haar stralen,
En, door haar vroeger dalen,
Maakt zij de dagen kort.
Al 't schoon zien wij verdwijnen;
De laatste bloempjes kwijnen;
Al 't veldgewas verdort.
Al 't veldgewas verdort.
4[regelnummer]
De vo elkoren zwijgen;
En alles schijnt te hijgen,
| |
[pagina 183]
| |
Naar d'ademtocht der rust;
De zomer, zoo vol luister,
Is, door 't verspreide duister,
Als in den slaap gesust.
Als in den slaap gesust.
5[regelnummer]
De gure stormen loeijen;
De regenwolken groeijen,
En storten, dag en nacht,
Zich uit, met volle stroomen;
Het vee moet stalwaarts komen,
Of wordt tot spijs geslagt.
Of wordt tot spijs geslagt.
6[regelnummer]
Ja, Gods goeddoende zorgen
Vernieuwen ied'ren morgen,
Voor ons, ter goeder uur;
Treedt nu van dorre velden,
| |
[pagina 184]
| |
Om van Gods gunst te melden,
In berg en voorraadschuur.
In berg en voorraadschuur.
7[regelnummer]
Daar zien wij 't al vergaêren,
Tot winter spijs bewaren,
Wat ons de zomer schonk;
De dorschvloer moet, bij 't loonen
Des Dandmans zweet, ons toonen,
Wat vrucht op d'akkers blonk.
Wat vrucht op d'akkers blonk.
8[regelnummer]
De velden, akkers, boomen,
't Moet al tot ruste komen,
Wat God heeft voortgebragt;
Zijn' wijsheid heeft die schikking
Gegeven, tot verkwikking,
En tot herstel der kracht.
| |
[pagina 185]
| |
En tot herstel der kracht.
9[regelnummer]
De Herfsttijd onzer jaren,
Vol kommer en bezwaren,
Voert ons aan 't eind der baan;
Dan slijten onze krachten,
En wie zou dan niet trachten,
Ook in de rust te gaan?
Ook in de rust te gaan?
10[regelnummer]
Die rust wil God ons geven,
Elk tijdperk van ons leven,
In zijn' geliefden Zoon,
Als w' in Hem vruchten dragen,
In vroeg' of later dagen,
Zijn liefde-werk ten loon.
Zijn liefde-werk ten loon.
11[regelnummer]
Laat dan de doodstorm loeijen,
| |
[pagina 186]
| |
Ons in de kluisters boeijen
Van 't altijd zwijgend graf;
God zal ons doen ontwaken,
De vrucht zijns Zoons doen smaken,
Die Hij van 't kruis ons gaf.
Die Hij van 't kruis ons gaf.
|
|