Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 165]
| |
[pagina 167]
| |
XXVIIste lied.
| |
[pagina 168]
| |
2[regelnummer]
Het vruchtgeboomt' en 't rijpend graan,
Lacht ieder aan,
Beglansd door zonnestralen;
De Maar- en Hooijers zijn verblijd,
Elk ziet zijn vlijt,
Met overvloed betalen,
Met overvloed betalen.
3[regelnummer]
Geen schepsel leeft, dat God niet voedt,
Zoo mild en goed,
Als aller zegenäder;
Ja mensch en vee, en bloedloos dier,
Ontwaren hier,
Hunn' Schepper en hunn' Vader,
Hunn' Schepper en hunn' Vader.
4[regelnummer]
't Gevogelt', dat in 't luchtruim zweeft,
En al wat leeft,
| |
[pagina 169]
| |
In velden, bosschen, stroomen,
Verheugt zich nu; en zouden wij
Gods eerwaardij,
Niet dankend tegen komen?
Niet dankend tegen komen?
5[regelnummer]
Ja, liefd'rijk God! uw' naam zij prijs,
Voor 't gunstbewijs,
Dat Gij ons weêr wilt geven;
Het golvend' graan, op 't vruchtbaar land,
En ied're plant,
Zegt ons: ‘uw God geeft leven!’
Zegt ons: ‘uw God geeft leven!’
6[regelnummer]
Uw zegen stroomt alöm, o Heer!
Door 't zomerweêr,
Dat Gij aan ons blijft schenken;
De regen, dauw en zonneschijn,
| |
[pagina 170]
| |
Die alle zijn
Gehoorzaam, op uw' wenken.
Gehoorzaam, op uw' wenken.
7[regelnummer]
't Staat al verrukt, waar 't oog zich wendt,
En elk erkent
Uw' liefde, nooit volprezen;
Ons laflied klimt tot U, op 't hoogst;
Och! laat den oogst
Ons ook gezegend wezen!
Ons ook gezegend wezen!
8[regelnummer]
Gij geeft ons ooft, en melk, en brood,
Uit 's aardrijks schoot,
Die milde bron; maar tevens,
Bij olie, most en voedend kruid,
O God! ontsluit
Gij ons uw woord des levens!
| |
[pagina 171]
| |
Gij ons uw woord des levens!
9[regelnummer]
Die zielenspijs is meerder waard',
Dan immer d'aard'
Aan ons zou kunnen geven;
Gij gaaft uw' Zoon, dat eeuwig licht,
Voor 't zielsgezigt,
Om Hem steeds na te streven.
Om Hem steeds na te streven.
10[regelnummer]
Ja, met dien Zoon, wilt Gij, o God!
Ons volgend lot,
Ter zaliging, bereiden;
Och! dat uw Geest ons hiertoe bragt,
Om, door zijn' kracht,
Ons steeds te laten leiden!
Ons steeds te laten leiden!
11[regelnummer]
Dan zien w'ook, in de minste plant,
| |
[pagina 172]
| |
Uw' wijsheidshand,
Uw' liefd' en goedheid, blinken;
En eens zal, in uw rijksgebied,
Ons dankend lied,
Op hemeltoonen, klinken.
Op hemeltoonen, klinken.
|
|