Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 165]
| |
[pagina 167]
| |
XXXste LIED,
| |
[pagina 168]
| |
2[regelnummer]
O Heiland! ja, uw waarheidmond,
Bleef steeds verzoenend zwijgen,
Waar lasterzucht U tegenstond,
En naar uw bloed bleef hijgen:
Kajafas kon, O levenszon!
Uw' luister niet verdooven;
Geen helsche stoet Kon uw gemoed,
De zondaarsmin ontrooven.
3[regelnummer]
Uw zwijgen, Heer! had meerder kracht,
Dan 't snood muitzuchtig tieren
Der priesterschaar, en al de magt
Dier sterke bazansstieren;
Gij toch stondt pal Voor onzen val,
En spraakt ons vrij door zwijgen,
Waar onze ziel, Hoe bang 't U viel,
Verädeming kon krijgen.
| |
[pagina 169]
| |
4[regelnummer]
Waar U kajafas priestertoon
Stoutmoedig dorst bezweren,
Spraakt Gij met kracht: ‘Ik ben Gods Zoon,
Wien al de Serafs eeren!’
Uws Vaders eer, Uw kindschap, Heer!
Moest ongeschonden blijven;
Geen helsche schicht, Kon 't Godd'lijk licht
Van U in 't duister drijven.
5[regelnummer]
Kajafas mogt, verwoed, ontzind,
Den priestermantel scheuren,
God bleef uw Vader, Gij zijn kind,
Wat U hier mogt gebeuren,
Gij bleeft Gods Zoon; Noch smart, noch hoon,
Noch laster, spot, noch logen,
Noch slag, noch stoot, Noch kruis, noch dood,
Had op dat regt vermogen.
| |
[pagina 170]
| |
6[regelnummer]
O Heiland! bron der zaligheid!
Gij hebt, in 't zwoegend strijden,
Uws Va ers eer ten toon gespreid;
Gij bleeft zijn' Naam belijden,
Die Vadernaam, Doet ons te zaam,
Op 't Godd'lijk kindschap staren;
Dien blijden troost Voor adams kroost
Bleeft G in 't gerigt bewaren.
7[regelnummer]
Wat U miskend', o Heiland! Gij
Moet eeuwig' eer ontvangen;
O Siöns Vorst! uw' heerschappij,
Zij 't doel van onze zangen.
Uw' waarheidsmin Vloeij' tot ons in;
Leer' ons bij last'ring zwijgen;
Och! doe ons hart, In vreugd of smart,
Naar U, o jezus! hijgen.
|
|