Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 119]
| |
[pagina 121]
| |
XXIIste lied.
| |
[pagina 122]
| |
2[regelnummer]
Hij, door wien de vorsten leven,
Heerschend' zitten op hunn' troon;
Moest zich meê op reis begeven,
Ongekend als davids Zoon;
Onder 't maagd'lijk hart gedragen,
Reisde Hij naar Bethl'em heen;
Daar het licht des heils moest dagen,
't Welk reeds aan de kimmen scheen.
3[regelnummer]
Juicht nu vrolijk, Ongetroosten!
't Blij orakelwoord heeft kracht;
Juicht: ‘de heilster gloord' in 't oosten,
‘Jezus is aan 't licht gebragt!’
Hij, op wien al d'Eng'len staren,
d'Albeheerscher vol genaê,
Deed zich door zijn' Moeder baren,
In een' Karavansera.
| |
[pagina 123]
| |
4[regelnummer]
Juicht nu vrolijk, Reisgezellen!
Neen; 't was u nog duisternis;
Herders moesten u vertellen,
Dat dit Kind de Schilo is;
Herders moesten u doen hooren:
‘In het veld van Efrata,
Juicht men: jezus is geboren,
In een' Karavansera!’
5[regelnummer]
Juicht nu vrolijk, Sionieten!
Ziet dit Kind, uw' Heiland, aan;
Laat geen' bangen traan meer vlieten,
't Licht des heils is opgegaan:
Wat de hofslang heeft verdreven,
Zal dit heilig Vrouwezaad,
U genadig wedergeven,
Naar Gods eeuw'gen vrederaad.
| |
[pagina 124]
| |
6[regelnummer]
Dankb're tranen mogen stroomen,
Tranen van het reinst gevoel;
Daar G', o jezus! zijt gekomen,
Met een zondaarslievend doel;
Och! doe ons uw doel beseffen,
En U, in uw' ned'righeid,
Als den God des heils verheffen,
Die ons naar den hemel leidt.
7[regelnummer]
Was een stal uw' eerste woning,
Bij uw' komst in 't vleesch op aard',
Gij toch bleeft, o Hemelkoning!
Aller Eng'len lofzang waard'.
Leer ons ook uw' lof te zingen,
Daar G'ons nu ten broeder zijt;
Maak ons, als de hemellingen,
Heer! met uwe komst verblijd.
|
|