Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 113]
| |
[pagina 115]
| |
XXIste lied.
| |
[pagina 116]
| |
2[regelnummer]
Moet ik steeds op doornen treden,
En langs kronkelwegen gaan;
Bekers vol van bitterheden
Smaken op mijn' levenspaên;
Zie ik hen, die God onteeren,
Zich verlusten naar hunn' wil,
En den Godsvriend brood ontberen,
'k Zwijg den Heer ootmoedig stil!
3[regelnummer]
Dekt een' wolk, vol onweêrsvlagen,
Dag bij dag, mijn' voorspoeds-zon,
Zou dit leed mijn hart versagen,
Of mij God niet redden kon?
Neen; het denkbeeld: 't is mijn Vader,
Die mijn lot, naar zijnen wil,
Blijft besturen, brengt mij nader
Tot zijn' liefde; maakt mij stil.
| |
[pagina 117]
| |
4[regelnummer]
God wil altoos Vader blijven,
Bij 't kastijden van zijn kind,
Dat Hij speent van wanbedrijven,
En aan zijne liefde bindt.
Zou ik dan nog morrend woelen,
Daar mijn God de wonden heelt?
't Heilig zwijgen is gevoelen
Wat al smart de zonde teelt.
5[regelnummer]
O hoe zalig is het dragen
Van den bangen tegenspoed,
Daar men naar Gods welbehagen,
Zwijgend' troost vindt in 't gemoed!
Zien w'op jezus, bij ons zwijgen;
Bergen van het felst verdriet,
Kunnen dan niet hooger stijgen,
Dan 't Gods liefde noodig ziet.
| |
[pagina 118]
| |
6[regelnummer]
Ja mijn' smart zou lijden heeten,
Staard' ik niet mijn' Heiland aan,
Die ook smartbrood heeft egeten,
Lijdend heeft mijn' schuld voldaan;
Lieve Heiland! ja uw' liefde
Zweeg voor mij ootmoedig stil,
Gij volbragt, wat smart U griefde,
Heilig zwijgend' 's Vaders wil
7[regelnummer]
Leer mij zwijgen en aanbidden
Zoo als Gij in 't lijden deedt;
Blijf, o Gods-Lam! steeds in 't midden
Van mijn' rampen, smart en leed.
Laat dan zee en golven bruisen,
d'Afgrond, met gesperden mond,
Tegen mijn' belangen druischen;
In U blijft mijn heil gegrond.
|
|