Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 107]
| |
[pagina 109]
| |
XXste lied.
| |
[pagina 110]
| |
2[regelnummer]
Een mensch, die God was tevens,
Moest mij ten Midd'laar zijn;
Die mij, op 't pad zijns levens,
Door lijden, smart en pijn,
Door zijn verzoenend sterven,
Met kracht en majesteit,
De vrijspraak kon verwerven,
Mij schonk de zaligheid.
3[regelnummer]
Die Midd'laar, mij geschonken,
Is jezus, God en Heer;
Voor mij aan 't kruis geklonken,
Voldeed Hij aan Gods eer.
Dien Midd'laar der verzoening,
Gaf God aan adams kroost,
Tot wijsheid en voldoening,
Tot heiligheid en troost!
| |
[pagina 111]
| |
4[regelnummer]
Nu mag ik juichend' danken!
Door jezus reine leer
In d'Evangelieklanken,
Vind ik 't verloorne weêr;
Nu kan ik 't woord verklaren:
Hoe eenmaal 't vrouwe-zaad,
Den zielen-vreê zou baren,
Naar Gods alwijzen raad.
5[regelnummer]
Nu zie ik, door de vonken
Van arons offer-vlam,
Den Midd'laar, mij geschonken
In 't Godverzoenend Lam.
Nu zie ik reinheid blinken
Voor mijn bevlekt gemoed,
En al mijn' doemschuld zinken
In jezus Midd'laars-bloed.
| |
[pagina 112]
| |
6[regelnummer]
Ik wil voor U dan leven,
O dierb're Middelaar!
Daar Gij U hebt gegeven,
Voor mij, op 't Zoen-altaar;
Ik wil uw' liefde roemen,
Verheffend' uw genaê;
U mijn' Verlosser noemen;
U danken waar ik ga!
7[regelnummer]
Blijf, Heer! mijn' ziel bewaken,
Opdat zij nooit vergeet'
Dat Gij haar vrij woudt maken,
Van al haar zonde - leed;
Opdat Gij moogt ontvangen,
Voor uw' geleden smart,
In dankb're lofgezangen,
De liefde van mijn hart!
|
|