Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
[pagina 3]
| |
Iste lied.
| |
[pagina 4]
| |
2[regelnummer]
'k Ben door uw' kracht herboren;
Uw Zoon heeft mij verlost;
Dit heil, mijn' ziel beschoren,
Heeft schuld'loos bloed gekost. -
'k Mag U, o Zoon! aanschouwen,
Als Losser en als God,
De rots van mijn vertrouwen,
De bron van 't zoetst genot. -
3[regelnummer]
Wat rampen mij hier treffen,
Gij troost, in druk, mijn' ziel,
Om 't hoofd weêr op te heffen,
O Geest! voor wien ik kniel; -
Uw Godd'lijk Alvermogen,
Wil mij in droefenis,
De heetste tranen droogen,
Mij schenken wat ik mis.
| |
[pagina 5]
| |
4[regelnummer]
Kan ik 't geheim niet vatten
Van uw bestaan, o Heer!
'k Blijf dit U waardig schatten,
Uw' grooten Naam ter eer:
Ik mogt in U ontdekken
Een' bron van zaligheid;
Die vreugd' in 't hart kon wekken,
En mij ten hemel leidt.
5[regelnummer]
Gij deedt mijn ziel ontwaren,
Die blijde morgen-zon,
Die 't duister op doet klaren,
En al haar' angst verwon;
Nu zie ik, in uw' stralen,
Den reinsten liefdegloed,
Bij 't vlekk'loos schuldbetalen
Voor mijn bevlekt gemoed.
| |
[pagina 6]
| |
6[regelnummer]
Och! doe mij voor U leven,
Volzalig goeddoend God!
Mij, in den doop, gegeven;
Beschikker van mijn lot!
Mag 'k mij aan U verbinden,
Geen zucht wordt meer geloosd,
Daar 'k zulk een' God mogt vinden,
Die eischt, verlost en troost! -
|
|