Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
[pagina 9]
| |
IIde lied.
| |
[pagina 10]
| |
2[regelnummer]
Gij besproeit de heuveltoppen
Met uw' malsche regendroppen;
Zorgt, dat uit de barre kluit,
Aller scheps'len voedsel spruit;
'k Zie de lagchend' groene dreven
Met het schoonst gebloemt' doorweven;
Waar de Zon haar' stralen spreidt,
Alles toont Voorzienigheid!
3[regelnummer]
Stormörkanen mogen loeijen;
Wat'ren uit hunn' oevers vloeijen;
d'Aarde beven in het rond,
Bergen dav'ren op hunn' grond;
Rotsen splijten; donders kraken;
't Bliksemvuur den afgrond raken;
Alles blijft, met majesteit,
In uw' magt, Voorzienigheid!
| |
[pagina 11]
| |
4[regelnummer]
'k Dank U, milde Goedheids-ader!
Dat Gij, als een liefd'rijk Vader;
Alles, wat uw' Almagt schiep,
En uit niets te voorschijn riep,
Blijft besturen en regeren;
't Kwaad mij doet ten beste keeren,
En de zachtste zielrust schenkt,
Waar uw' Vader-hand mij wenkt.
5[regelnummer]
'k Blijf op U, mijn' steenrots! bouwen,
Met een heilig vast vertrouwen:
Gij toch wankelt nooit in 't leed,
Waar de nood mij tegen treedt.
'k Mag dus alles van U wachten,
Wat mijn onheil kan verzachten,
Starend', in mijn deel en lot,
Op U, albesturend God!
| |
[pagina 12]
| |
6[regelnummer]
Wat m'op aarde moog' bejeeg'nen,
'k Weet, Gij kunt dit alles zeeg'nen,
Zaal'ge troost voor mijn gemoed!
Vaderzorg maakt bitter zoet;
Gij hebt eindeloos vermogen,
En uw' liefd' is dra bewogen,
Daar uw' trouw, uw Vaderhart,
Nimmer hulp ontzegt in smart.
|
|