Kinderspelen, in leerzame gedichtjes
(1837)–Johannes Hazeu Cornelisz.– Auteursrechtvrijin leerzame gedichtjes
[pagina 32]
| |
Als ik de kleur bekijk. -
Met groen, en geel, en rood,
Blinkt deze water-kloot,
En klimt met glans naar boven,
Mits hij zich nergens stoot;
Maar, ach! hoe kort van duur,
Mag ik zijn schoonheid roemen,
Ik lach hem naauwlijks aan,
Of zijn geheel bestaan
Is voor mij niet te noemen,
De lucht doet hem vergaan. -
De mensch, zoo schoon in pracht,
Vertoont een forsche kracht,
Maar is soms ras vervlogen,
Gelijk een schaduw, nacht. -
Hij is een waterbel,
Die alles moet ontleenen,
Dit leert ons ieder uur,
Hoe kort wij zijn van duur;
Elks dagen vliegen henen,
Als rook, voor 't vlammend vuur.
|
|