Kinderspelen, in leerzame gedichtjes(1837)–Johannes Hazeu Cornelisz.– Auteursrechtvrijin leerzame gedichtjes Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Het bokken-wagentje. Bl. 29. 'k Heb een wagentje gekregen, Met een Bokje mak en trouw, Waarmeê 'k rij, langs straat en wegen, En 't niet gaarne missen zou. - 'k Speel, als voerman, voor mijn zusje, En zij lacht mij vriendlijk toe, Zelfs geeft zij mij wel een kusje, Als 'k een togtje met haar doe. - 'k Kan ook op mijn Bokje rijden, Dan laat ik den Wagen staan; En niets kan mij meer verblijden, Dan als Ruiter uit te gaan! - 't Bokje is sterk, hij kan mij dragen, Brengt mij, waar ik wezen wil; Is 't in volle drift, door 't jagen, Zeg ik, ho! - dan staat hij stil. - Rij ik uit, naar tuin of woning, Met mijn zusje achter mij, [pagina 30] [p. 30] 'k Ben dan rijker dan een koning, Niemand heeft zoo veel als wij. - Weg dan vliegers, koten, tollen, Hoepels, knikkers, hobbelpaard, Poppen, schuim van waterbollen, Niets is bij mijn Bokje iets waard. - 'k Leer nu vroeg de paarden mennen, En te rijden met een span; Als ik groot ben, zal ik rennen, Met twee blessen! - zoo sprak Jan. Maar zijn vader, die dit snoeven, Van zijn zoontje had gehoord, Zeide: ‘Jan! 'k moet mij bedroeven, Dat u 't rijden zoo bekoort. - 'k Heb uw' hoogmoed nu vernomen, 'k Zie dat weldoen schaadlijk is; 'k Moet in u uw' trots betoomen, Als de bron van droefenis; - 'k Zal uw rijtuig dus verkoopen, Knikkers zijn u wel zoo goed, Om niet vroeg gevaar te loopen, Dat het hoogmoed in u voedt. [pagina 31] [p. 31] 't Is niet zeldzaam, in dit leven, Dat de voorspoed hoogmoed wekt, En men 't al moet weder geven, Wat voor ons ten kwade strekt. Leert hieruit, mijn lieve kindren! Als ge iets meer dan andren krijgt, Nooit te spotten, met u mindren, Toont dan dat gij dankbaar zwijgt. - Vorige Volgende