Kinderspelen, in leerzame gedichtjes
(1837)–Johannes Hazeu Cornelisz.– Auteursrechtvrijin leerzame gedichtjes
[pagina 16]
| |
‘'t Huis,’ zegt hij, ‘kan zoo niet blijven,
Daar 't veel hooger wezen moet;
'k Zal hierop twee kamers bouwen,
En dan is het zeker goed.’ -
Hij ging voort, en zag het weder,
Even min, als eerst voldaan;
‘'t Is te smal,’ zegt hij, ‘voor 't hooge,
Neen, dat kan zoo niet bestaan;
'k Zal het nu veel breeder maken,
Met een' toren daar nog bij,
Dan zal 't naar een Kerk gelijken,
Met een fraaije Pastorij!’
Hij ging voort en bouwde weder,
Tot hij bijna kreeg zijn' zin;
Maar, met bouwen en herbouwen,
Stortte 't huis, door zwakheid, in. -
Pietje zag zijn werk verbroken,
Schreide snikkende overluid,
En zijn Vader, die dit hoorde,
Vraagde: wat die kreet beduid'? -
‘'k Heb,’ zegt Pietje, ‘tegenspoeden,
't Kaarten-huisje is ingestort;
| |
[pagina 17]
| |
'k Weet niet wat ik moet beginnen,
Mijn verstand schiet veel te kort!’
Vader sprak: ‘Mijn lieve jongen!
'k Weet en ken uw los bestaan;
Hadt gij eerst uw doel berekend,
Dan hadt gij 't zoo niet gedaan.’ -
Zij, die huizen willen bouwen,
Leggen eerst den grond daarvan,
Meten breedte, lengte, hoogte,
Zoo, dat 't huis niet vallen kan. -
Als de grondslag van ons pogen
Niet berekend is vooraf,
Krijgt men, voor het los beginnen,
Tegenspoeden tot zijn straf. -
Eerst moet men zijn plan bereeknen,
Als men ooit iets groots begeert,
Deze les, - 't zij elk tot leering, -
Heeft ons Jezus zelf geleerd.
|
|