Ruth moest hem weer stevig vasthouden, terwijl hij jankte als een hondje.
Tasja stond geschrokken toe te kijken. ‘Hij heeft een kam gekocht,’ riep ze boven het lawaai uit. ‘Voor jou, Isabel. Nou denkt hij natuurlijk dat je hem nooit meer kunt gebruiken.’
Zelfs zij leek het Isabel kwalijk te nemen.
‘Ze kamt heus nog wel,’ probeerde Ruth. Boris trapte haar, en ze deed een sprongetje achteruit.
Maaiend met zijn armen stond Boris te snikken, terwijl Ruth over haar scheenbeen wreef. ‘Kalm nou,’ suste Tasja.
‘Hou alsjeblieft op met dat gesnotter!’ zei Ruth. ‘Je kunt die kam heus nog wel geven. Isabel zal hem heel mooi vinden, hè, Isabel?’
‘Hier met die kam, zeurpiet!’ zei Isabel autoritair.
Van pure verbazing stopte Boris.
‘Ik ben er echt benieuwd naar,’ zei Isabel.
Boris wees, nu sprakeloos, naar haar hoofd.
‘Ik heb heus nog een kam nodig,’ loog Isabel. ‘Ligt hij in je hut? Of heb je hem bij je.’
Boris gaf haar een pakje. Er kwam een gele kam met rijnsteentjes uit.
‘Die vond hij de mooiste,’ zei Tasja haast verontschuldigend.
‘Ik vind hem ook mooi. Dank je wel, lieve Boris.’ Isabel ging op haar tenen staan en gaf hem een kus.
Boris straalde. ‘Nu gaan we allemaal eten, hè?’
‘At jij niet met Jochem?’ vroeg Tasja aan Gloria.
‘Nee,’ zei Isabel. ‘Ze eet gezellig met ons.’