‘Zeg ik toch? Wat deed je eigenlijk in de keuken?’
‘Kijken,’ zei Boris. ‘Maar nou durf ik niet meer.’
Isabel schoof een ligstoel naast de hare. ‘Ga zitten. Ogen dicht en bruin worden.’
‘Mamma krijgt altijd sproeten,’ zei Boris, terwijl hij haar gehoorzaamde.
‘Dat weet ik,’ zei Isabel. ‘Daar zijn je moeder en zusje. Vraag maar of ze ook komen zonnen.’
Ruth werd meteen aangesproken door de vrouwen met sjaaltje. ‘Uw zoon was heel erg overstuur, gelukkig was uw vriendin er om hem te troosten,’ zei een van de vrouwen. ‘Het leek wel een wild beest!’
‘Zo ziet hij er anders niet uit,’ zei Ruth.
‘Had u hem net moeten meemaken,’ zei een man met zonneklep tegen haar. ‘Waar was u?’
‘Wat gaat u dat aan?’ vroeg Tasja en liep naar Boris.
‘Aan die mag u ook wel wat doen,’ zei de man.
‘Wat zeiken jullie toch!’ zei Isabel. ‘Ga ergens anders zitten!’
‘Nou, nou,’ suste iemand anders. ‘We zijn met vakantie.’
Zouden Ruth en Tasja dit vaker meemaken? dacht Gloria.
‘Ik was met Tasja iets gaan drinken,’ zei Ruth tegen Isabel. ‘De mensen van het schip beloofden dat ze op Boris zouden letten.’
‘Wij zijn er toch ook,’ zei Isabel. ‘Hij is alleen maar geschrokken.’
‘Ja, ik schrok,’ zei Boris. ‘Maar nou is het over. Ik wil bruin worden.’
Isabel zette haar zonnebril af. ‘Kom je ook zonnen, Ruth?’