Verzamelde gedichten(1988)–Pé Hawinkels– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Jennifer Juniper Er zijn cijfers, die ook jij verstaat, hoewel je taal verband houdt met de flora van dit gebenedijde stervensuur en je blozen komt van dat van rozen die, een kop als vuur, de laatste vingers van de zon om zich voelen sluiten en niet weten wie dat is; cijfers, die ook jou ontroeren, alhoewel geen straling in je ogen benadert die daar huist wanneer de zeewind muziek apporteert van de overzijde van het Kanaal. [pagina 282] [p. 282] Zo kun jij als enige van velen overzien hoe mijn manier van denken becijferd is, nu de mauve duisternis voor mij een uitzonderingspositie schept waarop een eiland, verankerd in de op precies ditzelfde uur gebriljantineerde oceaan, zo trots zou zijn, - de scheiding scherpt tussen jou, de vele in- carnaties die je naar het voorbeeld van een wolk bezeten hebt, en de toorts die feestelijk door de nacht gedragen niet alleen, - o nee, wie liefheeft geeft de voorkeur aan gevaarlijkere wegen, - niet enkel het vermoeide netvlies van persoonlijk kijkersvolk met zijn herinneringen besmet als de staart van een komeet. We hebben elkaar langdurig & bedachtzaam gesneden volgens een formule, voor wie wij geen andere dimensie hadden dan de duur, en die was kort: vlak daarna, terwijl de attributen van dit uur, zeesterren, krabben en gefluisterde wetenswaardigheden zoals strandjutters ze aan de nachtwind toevertrouwen, in elk geval de een van ons wel tranen uit de ogen logen, bij wijze van spreken dan, verloor zij zich kort & goed in spectrografieën die een willekeurig punt als dat van ons in een twee drie onterven. Er zijn dus cijfers, die naar ik weet ook jij verstaan kunt, nu ik je cynisch- mythologisch kan zien kijken uit het midden van een hofhouding van meidoorn en duizendschonen, van mist en wat daarna het beste is om iemands uitzicht te bemoeilijken: jij bent ervan doordrongen dat het gemis dat jij verspreidt niets heeft van de wijze waarop in het teken der verenigde grotten van Calypso, Circe en de Cycloop bij jou een toefje geur van zonbeschenen rotsen halt toeroept [pagina 283] [p. 283] aant. aan blikken, dronken van de tijd, maar dat integendeel jij verdwijnt in bloemen mild te ontveinzen hoezeer je reeds veranderd was, je beste maanden ingetreden zijn, zoals die voorheen slechts nader kwamen als een banvloek. Vorige Volgende