| |
Uit de incubatietijd
voor R.v.B.
Vaak heb ik, uit de topazen wallenkamer
van de fantasie geleund, harteloos van inslag maar
ook zwaar geflatteerd, de twintigjarige gadegeslagen,
die, een pedaaltoon in voorbije tijden,
doof en blind belasting ging betalen op de uren
die hem en mij, mexicaans profiteur van de vraag naar extase,
het meest gelegen kwamen, en in de geest
vergezelde ik mijn jonge naamgenoot naar plaatsen als de volgende.
Een brokkelige stadsmuur, aan de voet waarvan
de zwarte rijst fluwelen rozen mestte, en hij
| |
| |
bracht op zijn mondharmonica de songs van de tics
die het jaargetijde, een sacraal unduleren van onzegbaarheden,
brak zijn purperen mond open in tekstregels over
waar rode bloemen banjo spelen
en glimlachen met een uitdrukking van pijn,
terwijl ik me mengde onder de bomen van het park
en opging in het landschap.
Een landschap als een ander, als de duinen,
om maar iets te noemen, waar mijn teergeliefde zoon,
de moderne, papegaaigroene rups in wie
ik mijn welbehagen nog niet verloren heb,
zich in het zand wierp, het bleke graan van wat blijft,
en, jaargenoot van de alwetende zee, zich
op de sensatie van een privéverdoemenis gaan liet in
het opsnuiven van deszelfs geuren, en,
als een schildpad op de rug gerold regels reciteerde
die niet voor herhaling vatbaar zijn; zijn oom genoot,
en verzamelde die confidenties aan de straffe bries
als suikerzakjes, terwijl hij zich met zijn winstmarges
een plaats verwierf in het dierenrijk.
Maar als ik, over de vensterbank gelegen, in een
professionele uitdagendheid waar door de jaren
de lol wel van af had kunnen zijn, de zwarte cavalerist
het grind zag komen opdraaien, in het misleidende uniform
van Harer Majesteits meest principiële kolonne, dan
nam ik heel de halfvolwassene in als een akkertje,
of, zo men wil, als een hostie, en we glipten,
kreten slakend als ‘Olé!’ en ‘Op de bres
voor Radio Veronica!’ achterlangs de straat op,
- dan moest de militair het stellen
met onze, in abrikozenblikken en hutkoffers
gelijkelijk opgeslagen salestalk en verzetsliteratuur. Want hij,
die leeftijdloze gelovige, voerde ons, achter op zijn scooter,
te riskante stories mee, en leek ons in zijn vrije tijd
wel eens een overwinning te kunnen scoren
die mijn knaap en mij wel eens duur te staan zou kunnen komen.
| |
| |
Wij zagen ons al: kaalgeschoren, ingedikt tot éen
maïskleurige kosmopoliet, met gouden ringen in de neus,
de oren en een rode strik om het geslacht,
en tussen onze tanden door sisten wij in beeldromans
waarbij wij met de nagels de begeleidende plaatjes elkander
Dat waren nachten! Aan de rumkleurige stroom
hebben wij gelegen, en bewezen, mijn lieve zoon vooral,
dat wij in liefdediensten, die getuigden van
fantasie, smaak, amorele inborst en van bloed, gezond
als de omslag van de pocket TRACTATUS LOGICO-PHILOSOPHICUS,
En de huzaar, de nieuwe man, zat ontroostbaar
op mijn zakenadres, en sleep zijn diamanten verhalen
voor niemand op dan voor het fototoestel met zelfontspanner,
de bandrecorder, de electrocardiograaf, de stethoscoop,
de geigerteller en de bloeiende rhododendronstruik,
die ik omwille van zijn kwijnend koloriet
in een groenhouten kuip houd, en omring
Dan scheen de zon weer als een fins matroos,
en legden de egyptische opzieners de zweep over het gras,
dan vulde zich het luchtruim met toeschouwers,
etherische, mythische supporters voor het klein duel
dat hier tussen de coulissen uitgevochten werd.
De hete, tot stikkens toe geknechte verrukking
van een complete bloedsomloop, gesnoeid en geknipt
als een theeroos, een klimroos, met de precisie van
het eerste seizoen, en die de bloemen uitsloegen
als een hogedrukketel op z'n tijd de stoom,
de intieme definitie van een lotsbestemming,
in het botte bereik van vlagen schaduw, van flarden
jazz uit portables, of de nurkse inspectie
van het groen karpet, och, geacht gehoor,
die kon de bleke, okeren, glimlachloze soldaat
nog aan de straatstenen niet kwijt; die heeft hij,
terwijl wij door de benedenstad, over de buitenwegen
en in danszalen bamboucheerden, moeten calculeren
| |
| |
in zijn strategie, die heeft hij
in zijn koersboek geschreven voor later,
voor bijvoorbeeld van de winter, als hij door Artis loopt,
en de apen hem niet-begrijpend nakijken.
|
|