Verzamelde gedichten
(1988)–Pé Hawinkels– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
aantrof waar ik dat verwachtte, en zij mij,
en aanstonds sprak ik tot haar:
‘Al lang wacht ik op een gelegenheid
om U in het gezicht te kunnen spuwen, liefste,
om U te tonen dat ik ook voor dat bewijs
van zielsverbondenheid aan U niet terugschrik.’
En ik zag wel hoe zij schrok, toen boog ik
mijn bovenlichaam, buigzaam als tevredenheid,
naar haar toe, om het nat van haar lippen
te drogen aan een kus, die haar dieper
dan een van ons vermoeden kon gerust
moest stellen - geen van beide deed ik:
ik nam haar hand, en wandelde langs ons pad.
Daar ontdooiden de seringen, scheen het,
en vervielen in een geur, die nooit tevoren
is geroken. De seringen zijn niet ongeduldig:
zij wachten al zo lang.
|
|