Verzamelde gedichten(1988)–Pé Hawinkels– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Minor poem Bij mijn zusje in de tuin staan viooltjes, zachte geur. Als ik zo'n viooltje zie staan stralen in de zonneschijn dan word ik erg bedroefd en bang, want naast de bloem is aarde donker, ondoorgrondelijk en kil. In die zwarte diepte, stel ik me opnieuw zo voor, glijden wormen door hun eigen slijm en baant wat blind is zich 'n weg. Viooltjes, door 't seizoen omademd, hebben de allerliefste kleur, en vlekken die geen vlekken zijn; [pagina 207] [p. 207] aant. en teer, en zacht, zo fijn als de lippen waar geen een dan ik iets mee te maken heeft. Geen diep geluk, geen wrede angst. En verder is er in die tuin, te veel om op te noemen, zo helder, zo concreet als in een franse les. Te veel, onder andere een goede hond. Vorige Volgende