Verzamelde gedichten(1988)–Pé Hawinkels– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [Eén ogenblik dat al wat mij omringde] Eén ogenblik dat al wat mij omringde voor mij als de natuur werd, zo natuurlijk; de kleuren, door schaduw en vormen gereduceerd waren in weldadig evenwicht, - de wind vloog loom en met een diadeem op boven vrede en wreedheid rond. Kort en fel sloeg zo, als 'n fossiele regendruppel, 't vliegend-hert - dat veel ván, veel naast, maar niet jou vertegenwoordigde - mijn oog in, en brak wat als van olie op 'n golvenronding [pagina 206] [p. 206] aant. aan glans altijd mijn blik aanvaardbaar had doen lijken: ik nam, niet onvriendelijk, 't eruit, en rond mij was er lachen als een gek. Ik keek met aandacht hoe 't wriemelde, spartelde en verviel in futiele krampjes, en, ja, als 't ware tot - alweer - 'n oog werd, een om uitkomst langs me heen te kijken - van wanhoop: ik snikte van mededogen, en drukte 't dood aan m'n hart, - mijn tepel, indrukwekkend bewijs van verscheidenheid op 't enig vatbaar vlak. 't Verdween; en tot nu toe kon géen me zeggen... een pijn, in nooit ontsloten tunnels in mij van wanhoop de gedaante aannemend en verwerpend - die veel ván, veel naast, maar niet jou vertegenwoordigt, - die bleef, ondanks de vanzelfsprekendheid, waarmee hier werd gestorven...: sterven is geen schande, 't doet geen pijn, want het is nodig. Vorige Volgende