Verzamelde gedichten(1988)–Pé Hawinkels– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 191] [p. 191] aant. [De koning, aan wiens verstand] De koning, aan wiens verstand hij nooit had durven twijfelen, liet hem bij zich komen, nam hem bij de hand en nam hem met zich langs zijn kerkers mee. Hij wees hem de gemartelden, hij lichtte pralend de kettingen op en legde hem de grote pijnen uit. En op de bliksemsnelle vragen naar hun schuld en de reden liet de koning, aan wiens wijsheid hij nooit had durven twijfelen hem het vernuftige foltertuig zien, de schroeven, de egeltonnen, de ijzers, van een feilloos mechanisme. En toen dat hem niet tevreden stelde, toen gaf de koning glimlachend bevel hem onder een eeuwige drup te zetten: dat zou hem wel leren begrijpen. Toen werd hij wakker, en het bleek dat hij van de koning maar gedroomd had, maar dat zijn lichaam zo vast gesnoerd stond als een accu, een langzaam uithollende drup op zijn hoofd, vol vragen... Vorige Volgende