Verzamelde gedichten(1988)–Pé Hawinkels– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 171] [p. 171] aant. Proza zoals het enige katje dat na 't verdrinken van de andere twee leert leven vol beste moed de emmers, de bezems en de tuinslang met hand en tand te lijf te gaan opgewonden sprongen en nijdige halen met nog buigbare klauwtjes bieden het hoofd aan de opwindende wereld: er op af de achterbakse aanvallen van dweilen en het klierend gekonkel van stoffer en blik zal buigen voor mijn poot al gauw zo groot dat ik aan mijn eigen staart zal kunnen komen het knipperen van beweeglijke oogleden het ongeplaatste bewegen van eigen pootjes en staart dat deed het: emmers zijn wit zij zwijgen en onbewegend zijn alle vullers van de schuur al spoedig kent men zijn moeder en herkent men het bewegen als 't hoofd draait en de ogen verschuiven katten zijn statig en plichtgetrouw plechtig zij kennen weinig inspanning een enkele keer vangen zij prooi en zij paren met mate het liefst liggen zij op de schutting in 't zonnetje waarbij zij hun staart behendig om de poten vouwen Vorige Volgende