Verzamelde gedichten(1988)–Pé Hawinkels– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] aant. Historia naturalis Wanneer thans de herten, dragers van zeer speciale okers, beschimmeld voorts met de allernieuwste snufjes op het gebied van goud en zonlicht, nuchter onder het dressoir uit het bos getreden komen, treffen zij een mooie wereld aan. Hier is de uitgewassen vitrage te drogen gelegd op doornen haag, die het lijdensverhaal begrijpelijk mocht maken, toen; hier stappen de mysterieuze jongelui een ogenblikje van hun Harley Davidson en speuren ritmisch naar iets op de grond, en in de verte, waar matineuze Chinezen stoïcijns haaievinnensoep naar binnen lepelen, komt mijn grote vriend spiernaakt aan: en, tot niet zuinige verbazing van de langs zijn levensweg als altijd opgestelde suikerbeesten en uitgezogen, opgeverfde eierdoppen, vertoont zijn buik frappante punten van overeenkomst met het harnas van Caius Iulius Caesar Octavianus in de slag bij Philippi. En voor de zachte ogen buigt zich stil de Circassische schone over naar de zwaar- bewapende, zoëven vol genot gestorven kuddekoning & gods vorst, wiens lippen kostbaar waren als nerts en die nog steeds haren heeft als een kat, - zij is gelukkig, zij droomt niet, want van dromen stroomt een genade uit die gevaarlijker is dan de domme sagenglans van de nachtlucht. Omhoog de aandacht! Daarboven trekken de socialistische planeten doodgemoedereerd hun baantjes tegen het opake fond dat het voorstelbare afsluit; en zo, doorgeredeneerd, zakt het zachtste aller ogen als een aangeschoten parachutist tot bij [pagina 103] [p. 103] aant. een handzaam blikveld, waarbinnen het roodborstje en de kiezelsteen collegiaal en ínblij paardje rijden op hun eigen determinerende factoren. Dat is een mooi gezicht, - de kroonherten leggen tevreden de kop in het gras dat slaapt, en zuchten. Vorige Volgende