Verzamelde gedichten
(1988)–Pé Hawinkels– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Bosch & Bruegel | |
[pagina 22]
| |
In haar licentiaatsverhandeling Jheronimus Bosch, gedichten van p.h.h. hawinkels (Leuven 1979) formuleert Marie-José Lembrechts samenvattend als centrale thema van de reeks ‘Hieronymus Bosch’:
‘Onze zoektocht naar een antwoord op éen van de meest fundamentele vragen van het menselijk bestaan: wat zal de dood brengen? is uitgemond in een relatieve zekerheid. Het einde zal onmiskenbaar negatief zijn, het zal de nooit eindigende nacht zijn van “de sodemieterse verdoemenis”. De hoofdreden hiervoor is: het onbewust verlopende levensproces, het niet onderkennen van andere levensdimensies buiten de eigen lichamelijk- “aardse”. (...) Als de wereld zou evolueren naar het goede, het positieve, dan zou hij eindigen in het “hemels paradijs”, “het niets” en bestond er geen reden om hem hoe dan ook te bekritiseren of hoop van welk allooi dan ook te koesteren.’
Hawinkels' thematiek in deze reeks is de zelfde als wat door J.H. PlokkerGa naar eind1 wordt geformuleerd als de thematiek van Jeroen Bosch:
‘Het menselijk tekort, waarop Bosch onvermoeid wijst, is nog steeds hetzelfde. En de strijd tussen goed en kwaad, tussen licht en duisternis, tussen wijsheid en dwaasheid is zeker niet tot een einde gekomen. Bosch geeft steeds het algemeen menselijke weer, zonder in individuele uitzonderlijkheden te vervallen.’
In Bosch & Bruegel functioneren de opvattingen van twee schilders als een staketsel waardoorheen Hawinkels zijn hedendaagse formuleringen vlecht van de zelfde thema's. De schilderijen worden niet naverteld. Wel worden herkenbare elementen er uitgelicht en in het gedicht opgevoerd. Het geheel van het gedicht weerspiegelt echter maar zelden het geheel van het schilderwerk. Hawinkels slaat een brug tussen de verschillende maar aan elkaar verwante oevers van een zelfde rivier.
De reeks ‘Hieronymus Bosch’ verscheen in 1967 als themanummer van het tijdschrift Raam, aflevering 39. Zowel in | |
[pagina 23]
| |
deze publicatie als in de definitieve publicatie in de bundel Bosch & Bruegel (Utrecht 1968) waren de versregels van de reeks ‘Hieronymus Bosch’ doorlopend genummerd van 0000-1945. De redactie heeft besloten deze nummering niet over te nemen. Enerzijds vanwege een streven naar typografische uniformiteit, anderzijds omdat er geen enkele inhoudelijke reden voorhanden was, om deze door sommigen als ‘een gril’, door anderen als een uiting van de behoefte om alles te tellen of de neiging zijn tekst een ‘klassiek’ aanzien te geven, aangeduide eigenaardigheid te handhaven. Noch de redactie van Ambo (waar Bosch & Bruegel verscheen), noch de auteurs van de diverse recensies en studies van Hawinkels' werk konden ons overtuigende redenen aangeven voor deze nummering. Het enige argument, namelijk dat door deze nummering ‘de afzonderlijke gedichten uiteindelijk moeten gelezen worden binnen het kader van de cyclus waarin een zekere eenheid niet valt te ontkennen’Ga naar eind2, zou evengoed kunnen gelden voor de Bruegel- of de Haydngedichten (waar nummering ontbreekt), terwijl weglating van de cijfers de eenheid niet doorbreekt of ontkent. |