| |
Donderdag 29 Augustus.
Het weêr lachte ons vriendelijk toe toen wij ontwaakten. Zoo stonden wij dan welgemoed op en zaten welhaast -na ontbeten te hebben- in het open rijtuig van onzen vriend, den stalhouder, die om zeven uur met eene goede equipage voor ons logement verscheen. Hij reed ons eerst naar de Lous- of Louisberg, een hoogte van 200 voet buiten de stad, vanwaar men een prachtig vergezigt heeft over den
| |
| |
omtrek der stad. Niet ver van den berg ontdekten wij het vaderlandsche grondgebied van Limburg met het dorp Vaals, waar de zoon van Ds. Wygchram van Buitenpost (Lucas) predikant is. De Louisberg (spr. uit: Loeisberg) is heerlijk bewassen en tegen de helling liggen een paar buitens. In dit vroege morgenuur troffen wij er reeds enkele wandelaars aan en een paar cavaliers. Aan den weg naar den berg ligt een groot hospitaal.
Teruggekeerd in de stad reden wij naar het Raadhuis op de Markt, waarop een fontein met een zes voet hoog standbeeld van Karel den Groote. Het Raadhuis is gebouwd op de plaats waar vroeger een paleis van Karel den groote stond waarvan nog een toren overig is. In dit gebouw werd in 1748 de vrede van Aken gesloten, die een einde maakte aan den Duitschen Successie-oorlog. In de raadszaal hingen portretten van gezanten die bij den vrede van Aken tegenwoordig waren, o.a. dat van onzen Frieschen dichter Onno Zwier van Haren. Ook was er een oud (het oudste) portret van Karel den groote; zoo ook de beeldtenis van Napoleon I in kroningsornaat en van zijne eerste gemalin Josephine. Eindelijk dat van koning Frederik Willem III v. Pruissen. In de groote boven-zaal waar de vrede van 1748 gesloten werd en waar verscheidene Duitsche keizers gekroond werden zagen wij acht fresco-schilderijen
| |
| |
scènes voorstellende betreffende Karel den Groote. 1.Frederik Barbarossa bij het graf van Karel den Groote. 2.de val der Irmenzuilen. 3.de slag der Mooren bij Cordova. 4.de inneming van Pavia in 774. Deze stukken zijn van den schilder Rethel, die, toen hij zoover met zijn arbeid gevorderd was, krankzinnig werd.
De 4 volgende, waaraan nog gewerkt werd, zijn van Kehren. 1. de doop van Wittekind en Albion. 2.de krooning van Karel te Rome. 3.het bouwen van den Dom of Munsterkerk en 4. afscheid van Karel den groote en kroning van zijn zoon Lodewijk den Vrome. De beelden van 37 Duitsche keizers op consoles versieren de pilaren en wanden der zaal, doch waren toen wij het gebouw bezagen ter herstelling weggenomen.
Nu kwamen wij bij den Dom waar het dienst was. Daardoor konden wij de reliquien die er bewaard worden en den predikstoel met gedreven gouden platen, edelsteenen en ivoren snijwerk, waarom een houten bekleedsel is, niet bezigtigen. Onder den koepel der kerk is het graf van Karel den groote: een eenvoudige steen bedekt het waarop de korte inscriptie: Carlo Magno. Boven het graf hangt een groote vergulden kroon, door Fred. Barbarossa aan de kerk geschonken. Marmeren pilaren en fraaie glasschilderingen versieren het statig gebouw.
Aan de Elisen-bron miden in de stad dronken wij
| |
| |
een glas zwavel- water, dat tegen jicht, huidziekten, enz. gebruikt wordt, of liever, wij proefden het, want het smaakte ons niet. In de rotonde boven de bron staat de buste van Elisa, koningin van Pruissen. Er is een fraaie tuin bij de bron.
Wij kwamen nu in Burtscheid een plek onmiddellijk bij de stad en ten deele met haar verenigd. Daar zagen wij heete bronnen. Een bron van bijna kokend heet water was onmiddellijk naast een koude bron.
Daarop bragt de koetsier ons weer naar het Station, waar wij plaats namen voor Keulen. Om groot half een vertrokken wij en stoomden over den viaduct boven de vallei der Wurm (50 vt. hoog, 892 vt. lang op 20 groote en 15 kleine bogen) voorbij den Frankenburg, een oud jagtslot van Karel den groote, door een tunnel van 2300 vt. lengte, langs Stolberg, weêr door een tunnel, over Eschweiler, Langerwehe, Düren (over de Ruhr), Buir, Horrem, (door een tunnel van 5304 vt. lengte -twintig minuten loopens en 3 minuten stoomens), Königsdorf tot Keulen (Köln). Daar moesten wij eenigen tijd wachten aan het Centraal Bahnhof eer de trein naar Rolandseck, waar wij heen wilden, vertrok; te weten van 2.30 tot 3.
Wij maakten ons dezen tijd ten
| |
| |
nutte door in het Station, in de groote wachtkamer, iets te eten en daarna den Dom op te zoeken, die niet zoo ver van hier was. Dit reusachtig gebouw (van binnen 433 vt. lang, 144 vt. breed), 143 vt. hoog terwijl de torens 476 vt. hoog moeten worden) is gebouwd in den vorm van een kruis. Daarvan is het koor met zijn zeven kapellen grootendeels voltooid; zoo ook de zuider-arm, en een gedeelte van het noordelijk portaal. Het schip ten westen met de twee torens ter zijde van den hoofdingang zullen nog minstens 50 jaren vorderen. De Dom werd begonnen gebouwd te worden in 1248; (nadat de vorige Dom in 816 gesticht in 1080 was afgebrand). Men werkte er aan tot in 't begin der 16de eeuw. In 1796 werd hij door de Franschen gebruikt tot hooischuur. In 1816 werd er weer met bouwen begonnen. Vooral de vorige koning van Pruissen Frederik Wilhelm IV zette den bouw door. De Dom belooft het toppunt te worden van Gotische kunst. Honderd pilaren dragen het middelste gewelf. De 14 in het binnenste koor zijn 150 vt. hoog.
Wij bezagen de kerk; ook het afgesloten koor. De Suisse, die ons daarna aan een soort van commissionair overleverde,
| |
| |
had een roode chambercloack aan. De scheele commissionair liet ons wat marmeren graftombes en ook een kist zien waarin de hoofden van de drie koningen met de noodige edelsteenen. Wij zagen evenwel de hoofden zelven niet. Mij frappeerden inzonderheid de fraaie zoo oude als nieuwe glasschilderingen (vooral die ten Zuiden door den koning van Beieren geschonken) en het Zuidelijk voorportaal met de heerlijkste Heiligen- en Engelenbeelden. Van den Dom stapten wij naar de in 1859 voltooide spoorwegbrug over den Rijn. Deze is dubbeld, ten Noorden voor spoortreinen, ten Z. voor rijtuigen en voetgangers bestemd. Zij is 1313 voet lang, 61 vt. breed, steunt op 3 pilaren en is 47 à 56 vt. hoog. De tralien die de brug ineenhouden zijn nog ruim 27 vt. boven de brug hoog. De brug is van ijzer. Om er op te komen moet men een cent (noot: met potlood erboven: pfennig) bruggeld geven.
Naar het Station weerkeerende dronken wij een glas Selzerwasser in een klein houten huisje waar een meisje bronwater verkocht. Te groot 3 uur spoorden wij van Keulen over Kalscheuern, Brühl, Sechtem, Boisdorf, Bonn, Godesberg, Mehlem naar Rolandseck, alwaar wij na anderhalf uur arriveerden. Wij stapten er af en lieten ons brengen
| |
| |
naar het hôtel Roland bij Küppert. Wij kregen er goede kamers, waarvan die van Feddo en mij door een balkon vereenigd waren vanwaar men uitzag op den Rijn. Overigens beviel dit logement, en de bediening als anderzins, ons het minst van alle kwartieren, die wij op reis betrokken. Nogtans -dit moet worden gezegd- het ligt allerheerlijkst. Tegenover de eilandjes Nonnenwerth, thans een dameskostschool, en Grafenwerth; aan den voet van een rots, waarop de ruíne van Rolandseck; niet ver van het Zevengebergte en den prachtigen Drachenfels.
Ons eerste werk was ons in een schuitje langs Nonnenwerth te laten overzetten naar het stadje Königswinter. Vandaar bestegen wij den Drachenfels, een steile rots van van 850 voet hoogte. Volgens J.J.L. ten Kate 1200 vt. boven de zee. Bij een kelder in de rotsen waar Felsenbier te krijgen was, en wij dus ook een glas frisch Beiersch dronken, vonden wij ezels en paardjes om den berg te beklimmen. Wij namen elk een paardje, dat ons heel gemakkelijk, gedreven door een Führer, omhoog bragt. Reeds onder het klimmen hadden wij fraaie vergezigten maar wij stonden letterlijk verrukt toen wij bij den obelisk (ter herinnering van den heldenmoed der bewoners van 't Zevengebergte in 1813-1815) toen wij van de kleine vlakte aldaar neerzagen op
| |
| |
den omtrek. Als een zilveren slang kronkelt de Rijn tusschen het bonte landschap, met zijn menigte dorpen, steden, kastelen. De veelkleurige velden vormen een onafzienbaar tapijt. De toppen der heuvels, waarop de ruïne van Godesberg in 't Noord-Westen, en de boog van Rolandseck in 't Zuid-Westen, de zeven toppen van 't Zevengebergte (de Wolkenburg 1009 vt. de Lohrberg 1355 vt. de Oelberg 1434 vt. de Löwenburg 1424 vt., de Nonnenstromberg 1036 vt., de Petersberg 1027 vt.) begrenzen het landschap. Stoombooten varen langs de rivier, spoortreinen rollen langs den Westelijken oever. Op mijn vraag aan den Kellner van het kleine Hôtel bij den obelisk, alwaar onze paarden bleven staan, wat wij hier op den Drachenfels drinken moesten, was het antwoord: ‘Drachenblüt’, 't welk wijn (Roode Rijnwijn) bleek te zijn op deze bergen gegroeid (Drachenfelser). Wij ledigden er een flesch van die ons wel beviel en klommen hooger op naar de ruïne van een in de 12de eeuw gebouwd en in 1520 door Frans van Sickingen verwoest slot. Daar zagen wij, tusschen de begroeide puinhoopen, door de lijst van een voormalig burgtvenster, de zon prachtig ondergaan. Onze harten waren vol: vol van Gods grootheid; vol van bewondering, eerbied en dankbare blijdschap.
Bij den obelisk teruggekeerd
| |
| |
dronken wij nog een flesch Drachenfelser en reden nu den berg af, soms in draf, naar de steengroeve van den Wolkenberg, waar de steenen voor den Keulschen Dom en de straatkeien van Amsterdam uitgehouwen worden, en vervolgens naar Rhöndorf waar wij weer in ons schuitje stapten. Het begon reeds te schemeren toen wij Rolandseck weêr bereikten. De man, die ons overzette, wees ons in den steilen wand van den Drachenfels het hol, waar eertijds, naar luid der sage, een draak woonde, waaraan de heidensche bewoners menschenoffers bragten, totdat eene Christenmaagd het monster door het een kruis voor te houden voor altoos verdreef. De vrome schoone huwde met ridder Siegfried en woonde boven de rots in het burgtslot.
In het Hôtel Roland soepeerden wij en zochten daarna onze kamers en bedden.
|
|