wij onzen stadgenoot, den goudsmid Adama van een anderen trein komen en de stad ingaan. Om 8 uur gingen wij heen. De trein reed langs Marche-les-Dames, Namèche, Schaigneaux, Andenne, Bas-Oha, Huy, Ampsin, Amay, Hermalle, Engis, Flémalle, Seraing, Ougreé naar Luik (Liège). Hadden wij vooraf geweten dat wij met dezen trein gingen, wij zouden zeker plaats genomen hebben in de opene 1ste klassen, waaruit wij veel beter gezigt zouden gehad hebben. Nu zagen wij wèl veel schoons, maar slechts ten deele en zeer vlugtig, zonder een goed denkbeeld van het geheel te krijgen. De rivier de Maas stroomde aan onze regterhand, eerst tussen kalksteen- later tussen steenkoolrotsen. Te Huy evenwel krijgt men -tenzij men van plaats verandert- de rivier aan de linkerzij, daar de trein die een kleine zijtak is opgestoomd dan door een locomotief, die achteraan gespannen wordt, teruggetrokken en dus bij het regtsom terugkeeren op het vervolg der voorige baan als 't ware omgewend wordt. De reis gaat door eenige (althans minstens twee) tunnels. Hier en daar ziet men de bergen met wijnstokken beplant. Hoe nader men aan Luik komt hoe talrijker de schoorsteenen der ijzerfabrieken worden. Aan het Station Longdoz (het spoor van Namen naar Luik is een particuliere onderneming) aan de overzijde der Maas hield de trein circa 10 uur stil. Een vigilant bragt ons over de Pont de la Boverie in de eigenlijke