Reis door België en langs den Rijn
(1861)–François Haverschmidt– AuteursrechtvrijVrijdag 23 Augustus.De lucht was betrokken toen wij opstonden en nu en dan regende het wat. Dat was wel jammer maar het had erger kunnen zijn. Wij stonden vroeg op en wandelden na te hebben ontbeten naar de Place de la Monnaie digt bij ons logement, waar het schoone Théatre staat, dat nu evenwel gesloten was. Rondom ziet men hier fraaie café's als Mille Colonnes, Suisse, Trois Suisses, enz. Door de vrolijke drukke straten wandelden wij naar de Galérie St. Hubert, een met glas overdekte straat of gang van prachtige winkels (passage du roi, de la reine et de prince); naar de Marché couvert of | |
[pagina 22]
| |
een overdekte groen- en vruchtenmarkt, met een galerij aan de vier zijden waarop menigte van vogels en wild en van bloemen verkocht wordt. Het is een genot om hier het marktgewemel te aanschouwen en den geur van bloemen en vruchten in te ademen. Wij kochten er overheerlijke druiven voor niet veel geld. De ingang aan de eene zijde voert op de Groenmarkt beneden, die aan de andere brengt op de galerij, welke men bij den eersten ingang niet dan met een twintigtal trappen beklimmen kan, zóó rijst en daalt de grond in Brussel. Hoe meer men de bovenstad nadert, hoe hooger de straten rijzen. Op de hoek van de Eyk- en Stoofstraat (Rue du Chêne et de l'Etuve) staat een bron waarop een Cupido beroemd als Mannekenpis; niet ver van daar komt men op de groote Markt (grand place) waar eenmaal Egmond en Hoorne en zoovele andere Nederlandsche edelen op bevel van Alva werden onthoofd. Het is een antiek plein met vele hooge, oude maar fraaie gebouwen. Daaronder munten uit het Stadhuis, 't welk gerestaureerd werd, en daartegenover het Broodhuis waarin Egmond en Hoorne hun laatsten nacht doorbragten. Wij begaven ons vandaar naar de hoofdkerk, de Cathédrale (St. Michel en St.Gudule) | |
[pagina 23]
| |
waar het juist dienst was om bevrijd te blijven voor besmettelijke ziekten. De kerk ligt zeer hoog en is prachtig, zoowel van buiten -waar men een trap maakt voor den hoofdingang, als van binnen. Vooral troffen ons de groote glasschilderingen, zowel de oude als de nieuwe. Zoo ook de preekstoel, voorstellende de verbanning uit het paradijs; en de graftombe van den in 1830 bij Berchem tegen de Hollanders gesneuvelden graaf Frederik v. Merode. Nu zochten wij het Museum op waar wij vele schoone stukken vooral ook van nieuwere meesters zagen. Een der zalen bevatte negen groote stukken van Rubens. De daarop volgende bood ons o.a. Fr. Floris de Vriendt Jongste Gerigt; van Dijck Christus aan het kruis en van Dijck: een dronken Silenus. De derde zaal: Schalken: een knaap met licht (allerheerlijkst!); een portret van Rembrandt; G. Dou: zijn eigen portret terwijl hij bij de lamp een Cupido schildert; -voorts stukken van Italiaansche meesters. In een der zijzalen oude Nederlandsche meesters, waaronder een voorstelling van de kindermoord naar Bethlehem (naar ik vermoed) die zeer potsierlijk was. In de volgende zijzalen zagen wij schoone stukken van jonge schilders; Thomas: Judas | |
[pagina 24]
| |
op Golgotha in den nacht na Christus' dood; Portaels: droogte in Judaea; de Jonghe: Zwitsersch landschap; Verboeckhoven: herder in de campagna di Roma met een os, schapen en geiten; Clays: een schipbreuk; Mathieu: Christus in het graf; Vavez: Hagar in de Woestijn; Verlat: bestorming van Jerusalem door de kruisvaarders; enz. enz. Wij hadden geen lust om het cabinet van Natasalia beneden het museum te bezien maar wandelden naar de place royale, zeer hoog gelegen. Op haar midden verheft zich de Eglise St. Jaques sur Coudenberg, waarvóór het schoone ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon met de kruisvaan in de regter hand. Op den hoek van de Place royal en het parc in het Café Royal (zeer deftig) dronken wij koffij. Daartegenover was het hôtel Bellevue waaruit in 1830 de Belgen de Hollanders beschoten die zich in het Park verschanst hielden. Het park is een fraaie aanleg, vierkant van omtrek, met 10 ingangen in het ijzeren hekwerk dat het insluit. Er zijn vele fraaie beelden in en twee vijvers met fonteinen. Rondom het park zijn schoone paleizen, als dat des konings, dat van den kroonprins (duc de Brabant) vroeger van Willem | |
[pagina 25]
| |
prins van Oranje (Willem II), nu onbewoond en voor tentoonstellingen gebruikt; het palais de la nation waar de kamers vergaderen enz. Op een klein plein in de rue royale die het Parc aan de westzij insluit staat het standbeeld van den Franschen gezant bij België in 1836, generaal Belliard. Nu namen wij een vigilant op de Place royal (want het bleef stofregenen) en deden ons rijden naar het Musée Wiertz. (Aan de vigilantes, veelal coupés, enz. zijn veeren aangebragt loopende van de bok naar de achterwielen om bij het neêrrijden van de hoogten deze wielen vast te zetten en de vaart te stuiten. Op alle staan vigilantes en fiacres gereed die men volgens tarief huren kan). Het museum Wiertz ligt aan de Oost-zijde der stad nabij het Station du Luxembourg en de Jardin Zoölogique. Om er te komen moesten wij het Quartier Léopold, uit nieuwe, regte straten bestaande, doorrijden. Op een heuvel in een boschje ligt het huis van den schilder, waarachter een atelier is van aanmerkelijke hoogte met glazen dak. In dit ruime lokaal hangen eenige schilderstukken waaronder sommigen van kolossale grootte. Reusachtig zijn de tooneelen hier ontworpen door den schilder, even alsof het fresco is, maar | |
[pagina 26]
| |
nogtans op doek geschilderd en daarom duurzamer (peinture mate). Ik schafte mij een catalogus raisonné aan van Watteau en daar deze uitvoerig handelt over de meesterstukken van den genialen Wiertz behoef ik er hier niet verder over uit te weiden. Genoeg zij als buitengewoon merkwaardig te herinneren: Le phare du Golgotha (de vuurtoren van Golgotha?); het kruis wordt opgericht, maar een vuurgloed gaat er uit van het gelaat des gemartelden die de beulen met ontzetting vervult. La révolte des enfers contre le ciel: de engelen bliksemen de duivelen van de toppen der opgestapelde rotsen in de hellediepte terug (1200 vierk. voeten groot). Le dernier canon: de beschaving verbreekt het laatste kanon en zweeft met hare kinderen over de aarde om vrede te brengen voor de gruwelen van den oorlog. Homerische gevechten waarop figuren zijn van 20 à 30 voet. Le triomphe du Christ: Satan deinst met zijn benden terug voor den gekruisten Chrs. Un grand de la terre: Polyphemus (de reus van de Odyssea) overvalt Ulysses en zijn lotgenoten. Voorts zijn er verscheidenen aardigheidjes, maar die allen getuigen van een reusachtig génie. Toen wij het atelier verlieten ontmoette ik niet ver van den ingang een heer met twee dames en herkende in den eerste | |
[pagina 27]
| |
mijn braven academievriend en tafelgenoot Martinus Hoek, Buiteng. Hoogl. in de Sterrekunde te UtrechtGa naar voetnoot2. Wat waren we blij, elkaêr te zien! De dames waren zijne zusters. Zij waren van plan het atelier Wiertz te zien. Wij spraken dus af dat ik hen na den eten in hun Hôtel, l'Univers, zou opzoeken. Nu gingen wij drieën terug naar 't park, (waarin men alleen op de asphalten paden rooken mag) en vandaar langs de rue royale naar de place du congres alwaar een fraaie zuil (de congreszuil) staat ter gedachtenis aan het congres dat in 1831 Léopold tot koning uitriep. Boven op de kolom staat het standbeeld van Léopold, onder aan de zuil zijn de negen provinciën voorgesteld in relief en op de hoeken van het voetstuk zijn 4 zittende vrouwen, verbeeldende de vrijheid van drukpers, van onderwijs, van associatie en van godsdienst. Op marmerbladen de namen der 237 leden van het congres. Men kan met een wenteltrap boven op de zuil komen en heeft dan een mooi vergezigt over de stad. Maar de lucht was nu te betrokken. Langs een menigte trappen klimt men van den voet van 't monument in de benedenstad af. Onder de trappen is weêr een overdekte markt, waar o.a. visch verkocht werd, maar die nog weinig gebruikt scheen. | |
[pagina 28]
| |
Onze wandeling voerde naar de place des Martyrs waar wij een monument zagen voor de in September 1830 tegen de Hollanders gesneuvelde Belgen. Clio graveert de dagen 23, 24, 25 en 26 Sept. op een tafel, terwijl aan haar voeten een leeuw ligt met gebroken ketens en geesels. Aan de zijden van het voetstuk marmeren reliefs met scènes uit de Septemberdagen. Rondom het monument onder de oppervlakte der grond ziet men marmeren tafels met de namen der 445 gesneuvelden. Nu gingen wij naar de place de la Monnaie terug, borrelden in het café des mille colonnes, met zeer fraaie spiegels, waardoor het getal der pilaren in de zaal, zeer vermenigvuldigd wordt voor het oog en in het café Suisse, daarbij het Handelsblad lezende. Toen gingen wij eten in ons Hôtel, om 5 uur. De eetzaal was buitengemeen fraai, zoodat een heer, die tegenover ons zat, een Amsterdammer, die het congres te Antwerpen had bijgewoond, niet nalaten kon er ons opmerkzaam op te maken. Wij praatten met hem en met een Duitscher zeer aangenaam, totdat het na den eten mijn tijd werd om Hoek op te zoeken. Feddo en Dolf gingen op hun kamer brieven schrijven naar huis en beloofden mij in het café des trois Suisses | |
[pagina 29]
| |
te zullen afwachten. Ik zocht Hoek op en hoorde van hem dat hij zijn reis naar Wiesbaden (waar hij met Prof. Opzoomer kamers gehuurd had) tot den volgenden morgen had uitgesteld om met mij den avond te kunnen doorbrengen. Daar het weêr beter geworden was, gingen wij met zijne zusters wandelen. Bij de galérie St. Hubert vond ik een geschikt rijtuig voor ons vieren. Eerst deden de dames eenige emplettes in de galérie, die er des avonds bij gaslicht allerprettigst uitziet en daarop reden wij naar de Boulevards of voormalige bolwerken, die nu voor een groot deel binnen de stad liggen en in fraaie wandel- en rijpaden herschapen zijn. Nabij de St. Gudule passeerden wij een fraaie confiturierswinkel, waar wij even stil hielden. Hoek zeide dat deze inrichting genoemd werd die van ‘la belle Suisse’. Wij traden door de winkel en nog drie andere vertrekken, in één van welke een pianino stond, in een tuin met fontein en gebruikten er ijs. Door de fraaie straten Rue de la Madeleine en Montagne de la Cour, waarin zich de heerlijkste winkels bevinden die vooral bij avond schitteren, kwamen wij op de Boulevards waarvan wij het schoonste deel afreden. Door dien zij | |
[pagina 30]
| |
telkens rijzen en dalen bieden zij de schoonste vergezigten en de gazverlichting der duizende lantarens geeft een bestendige illumunatie. Om half tien kwamen wij aan het logement l'Univers terug. Hoek bleef nog een flesch wijn met mij drinken en praten, tot de herinnering aan mijn reisgenoten mij tot scheiden dwong. In het café des trois Suisses vond ik hen niet meer, maar zij waren in het logement op de kamers. Daar praatten wij nog een beetje en toen naar bed. |
|