Wij rigtten vervolgens onze schreden langs de Grand place met vele mooie gildehuizen en het stadhuis, naar de Schelde en wandelden de dokken en kaaien langs. Ook bezagen wij de fraaie vischmarkt met de hardsteenen banken waarop de visch schoongemaakt wordt en die oogenblikkelijk met versch water gereinigd kunnen worden. Op onze wandeling kochten wij des morgens tabak (fleur d'Harlebeke) en een pijpken, zooals wij ze alle Antwerpenaars zagen gebruiken. Daaruit smookten wij nu en dan dapper onder weg -maar de Belgische tabak was ons zwaar genoeg. Op deze wandeling hadden wij gelegenheid om op te merken hoe zware paarden de niet minder zware vrachtkarren door de stad trokken. Deze paarden werden door de voerlieden slechts met een touw vastgehouden en door het klappen van de zweep bestuurd.
Het was zoowat twee uur na den middag toen wij voor een Estaminet op de Quai Jordaens gingen zitten om wat uit te rusten en het schoone riviergezicht te genieten. Een Belgisch officier en nog een Heer namen tegelijk met ons plaats. Wij geraakten met hen in discours. De officier sprak Vlaems tot ons en bood zich, toen wij zeiden, dat wij de Calvariënberg bij de Dominicanerkerk niet gezien hadden, terstond aan om er ons heen te brengen. Wij zeiden het lieve meisje, dat ons bediende, vaarwel en stapten naar den Calvarie. Ik vond het meer vreemd dan mooi. Chrs.' graf, waarheen men langs eenige trappen opklimt, met rotsen en beelden aan weêrszij. Boven het graf de kruisiging, ter zijde o.a. Petrus